ECLI:NL:HR:2012:BY5364

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05764
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsgeldigheid betekening dagvaarding in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gewezen op 13 oktober 2011, waarbij de verdachte in hoger beroep niet is verschenen en verstek is verleend. De verdachte, geboren in 1974, heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat dr. D.J.P.M. Vermunt. De kern van het cassatiemiddel betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de dagvaarding voor de terechtzitting in hoger beroep. De advocaat-generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof te Arnhem.

De Hoge Raad heeft de stukken van de zaak beoordeeld, waaronder een akte van uitreiking van de dagvaarding, die op 19 september 2011 aan de griffier van de Rechtbank Arnhem is uitgereikt, omdat de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend was. Daarnaast is er een ID-staat van 12 oktober 2011 die bevestigt dat de verdachte op dat moment niet gedetineerd was en niet in het GBA was ingeschreven. De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof niet onterecht heeft geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend.

De Hoge Raad verwerpt het beroep en oordeelt dat het Hof niet gehouden was tot nadere motivering van zijn oordeel over de geldigheid van de dagvaarding. De klacht van de verdachte faalt, en de Hoge Raad concludeert dat het middel niet tot cassatie kan leiden. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, en is uitgesproken op 18 december 2012.

Uitspraak

18 december 2012
Strafkamer
nr. S 11/05764
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 13 oktober 2011, nummer 21/000835-11, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft dr. D.J.P.M. Vermunt, advocaat te Zaltbommel, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem dan wel verwijzing naar een ander hof teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof had moeten doen blijken van zijn onderzoek naar de geldigheid van de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep.
2.2. Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting van het Hof van 13 oktober 2011 - welke inhoudt dat deze dagvaarding op 19 september 2011 is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank Arnhem, omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is";
(ii) een "ID-staat SKDB" van 12 oktober 2011 welke inhoudt dat de verdachte op dat moment niet was gedetineerd en dat hij vanaf 20 november 2009 niet in het GBA is ingeschreven;
(iii) een akte rechtsmiddel welke inhoudt dat op 23 februari 2011 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld en waarin als adres van de verdachte is vermeld: "Z.V.W.O.V.H.T.L.".
Op de terechtzitting van 13 oktober 2011 is de verdachte niet verschenen en heeft het Hof verstek tegen hem verleend.
2.3. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.2 is vermeld geeft het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de dagvaarding van de verdachte voor de behandeling van de zaak in hoger beroep op 13 oktober 2011 rechtsgeldig is betekend, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting terwijl het niet onbegrijpelijk is. Tot nadere motivering was het Hof niet gehouden.
2.4. De klacht faalt.
2.5. Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 18 december 2012.