ECLI:NL:HR:2012:BY8742

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CPG 12/01078
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A-G Niessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De juridische status van adspirant-registerloodsen en de vraag naar premieplicht voor werknemersverzekeringen

In deze zaak gaat het om de juridische status van adspirant-registerloodsen die een leerovereenkomst aangaan met belanghebbende, die hen opleidt tot registerloods. Gedurende een periode van ongeveer 12 maanden ontvangen de adspirant-registerloodsen een maandelijkse vergoeding van ongeveer € 2.600. Het geschil draait om de vraag of belanghebbende verplicht is om premies in te houden voor de werknemersverzekeringen, waarbij de kernvraag is of er sprake is van een privaatrechtelijke dan wel fictieve dienstbetrekking tussen belanghebbende en de adspirant-registerloodsen.

De Rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle drie de elementen voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking is voldaan: de adspirant-registerloodsen verrichten persoonlijke arbeid, zijn gebonden aan aanwijzingen en er is een loonbetalingsplicht. Het hof heeft dit oordeel bevestigd en benadrukt dat de activiteiten van de adspirant-registerloodsen, die bestaan uit het volgen van de opleiding en het onder begeleiding uitvoeren van werkzaamheden als loods, als arbeid moeten worden beschouwd.

De civiele kamer van de Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat een stageovereenkomst, waarbij de activiteiten van de stagiair voornamelijk gericht zijn op het uitbreiden van kennis en ervaring, niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Dit standpunt wordt ook ondersteund door de Centrale Raad van Beroep (CRvB), die stelt dat werkzaamheden met het oog op de voltooiing van een studie of opleiding alleen als arbeid in dienstbetrekking kunnen worden beschouwd als de voorwaarden waaronder deze werkzaamheden worden verricht dat rechtvaardigen.

A-G Niessen concludeert dat de activiteiten van de adspirant-registerloodsen voornamelijk gericht zijn op het vergaren van kennis en vaardigheden, en niet op het verrichten van productieve arbeid in de zin van een dienstbetrekking. Daarom kan het oordeel van het Hof niet in stand blijven. De A-G concludeert ambtshalve dat er alleen sprake is van premieplicht voor de Ziektewet op basis van artikel 4, eerste lid, onderdeel g, van de Ziektewet. De conclusie is dat het beroep in cassatie van de belanghebbende gegrond dient te worden verklaard.

Uitspraak

Derde kamer - uitspraak volgt