Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"5. Het ambtsedig proces-verbaal van Politieregio Brabant-Noord, District Maasland, D2 - Team Noord Oss-Lith, nr. PL21Y2 2011036459-14, d.d. 11 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie, en [verbalisant 2], aspirant van politie (p. 35-39 van het proces-verbaal met registratienummer PL21 YO 2011037299), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisanten en/of één van hen:
Op zondag 10 april 2011, omstreeks 14.36 uur, waren wij, verbalisanten, belast met noodhulp surveillance voor de gemeente Oss, gekleed in uniform en rijdend in een opvallend dienstvoertuig voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Ik, verbalisant [verbalisant 2], trad daarbij op als bestuurster van voornoemd dienstvoertuig. Ik, verbalisant [verbalisant 1], was gezeten op de bijrijderstoel van voornoemd dienstvoertuig. Op genoemde datum en tijdstip kregen wij, verbalisanten, de melding te gaan naar de Lekstraat te Oss. Aldaar was een heterdaadsituatie bij de Mercedes-dealer (het hof begrijpt: [A]). Hierop zijn wij, verbalisanten, ten spoedigste ter plaatse gegaan.
Toen wij, verbalisanten, nog aanrijdend waren op bovengenoemde melding kregen wij portofonisch van de meldkamer politie te horen dat een getuige had gemeld dat hij had gezien dat twee personen, gebruik makend van een zwarte Volkswagen Golf, het hek van de Mercedes-dealer hadden opengebroken met een breekijzer en vervolgens met de Volkswagen Golf het achterliggende terrein op gereden waren. Wij, verbalisanten, hoorden dat de meldkamer politie de collega's [verbalisant 3] en [verbalisant 4], verzocht om aan te rijden via de Waalkade en dat de meldkamer ons opdracht gaf aan te rijden via de Rijnstraat. Toen wij, verbalisanten, op de Rijnstraat reden hoorden wij dat de meldkamer politie portofonisch doorgaf dat de melder op dat moment meldde dat de daders nog steeds achter op het terrein aanwezig waren.
Direct daarop, omstreeks 14.41 uur, reden wij, verbalisanten, tezamen met eenheid 20.96 (het hof begrijpt: [verbalisant 3] en [verbalisant 4]), respectievelijk vanaf de Rijnstraat en de Waalkade gelijktijdig op naar genoemde Mercedes-dealer.
Wij, verbalisanten, zagen dat een toegangshek gelegen rechts van de hoofdingang van voornoemde Mercedes-dealer openstond. Wij, verbalisanten, zagen dat achter genoemd toegangshek een soort toegangsweg liep die aan beide zijden was afgezet middels een hekwerk. Wij, verbalisanten, zagen dat voornoemde toegangsweg naar een terrein achter de Mercedes-dealer leidde, dat kennelijk mede in gebruik was als parkeerplaats. Wij, verbalisanten, zagen dat de eenheid 20.96 direct voor ons voornoemde toegangsweg opreed. Omdat wij, verbalisanten, veronderstelden dat de verdachten nog op het terrein aanwezig moesten zijn en met het oogmerk een eventuele vluchtroute te blokkeren besloten wij, verbalisanten, ons dienstvoertuig dwars op de toegangsweg ter hoogte van het toegangshek te plaatsen. Wij, verbalisanten, maakten daarbij gebruik van de optische signalen welke op ons dienstvoertuig waren gemonteerd.
Wij, verbalisanten, zagen dat de eenheid 20.96, daar waar de toegangsweg overgaat in genoemd parkeerterrein, hun dienstvoertuig tot stilstand bracht. Vrijwel direct daarop zagen wij, verbalisanten, een donkerkleurige Volkswagen Golf, kennelijk vanuit de richting van het parkeerterrein, een omtrekkende beweging, van ons uit gezien linksom, om de dienstauto van de 20.96 maken. Wij, verbalisanten, zagen dat voornoemde Golf daarbij tegen en vervolgens over het, vanuit ons gezien aan de linkerzijde van de toegangsweg gelegen hekwerk reed. Dit hekwerk werd dus platgereden. Wij, verbalisanten, zagen dat de genoemde Golf enkele meters over het genoemde hekwerk reed waarna wij zagen dat de Golf weer op de genoemde toegangsweg reed en met hoge snelheid in de richting van onze dienstauto kwam rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 1], schat dat de Golf op dat moment nog een afstand van 20 à 30 meter moest overbruggen alvorens hij bij ons dienstvoertuig zou zijn. Gezien de snelheid die de Golf op dat moment had en de genoemde tussenafstand van de Golf en ons dienstvoertuig had de bestuurder van de Golf naar inschatting van ons, verbalisanten, ruimschoots de gelegenheid om zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen. Wij, verbalisanten, zagen echter dat de bestuurder in het geheel niet remde of anderszins zijn snelheid verminderde maar juist met hoge snelheid in de richting van ons dienstvoertuig bleef rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 2], had onze dienstauto zo geparkeerd dat deze onder een schuine hoek met de neus in de richting van de linkerzijde van het genoemde hekwerk stond geparkeerd. Aan de linkerzijde van ons dienstvoertuig bevond zich derhalve hoofdzakelijk de Lekstraat, aan de rechterzijde van ons dienstvoertuig bevond zich hoofdzakelijk de zijde van de toegangsweg. De voorzijde van ons dienstvoertuig stond daarbij vrijwel tegen de linkerzijde van genoemd hekwerk aan. Ik, verbalisant [verbalisant 1], schat dat op dat moment de afstand tussen het hekwerk en de achterzijde van ons dienstvoertuig ongeveer één à anderhalve meter bedroeg. Wij, verbalisanten, zagen dat de genoemde Golf in de richting van voornoemde ruimte tussen ons dienstvoertuig en het hekwerk reed. Wij, verbalisanten, realiseerden ons dat deze tussenruimte ongetwijfeld onvoldoende was en de Golf derhalve ons dienstvoertuig moest rammen. Teneinde de genoemde tussenruimte verder te verkleinen en derhalve de Golfde doorgang te versperren ter aanhouding van de verdachten besloot ik, verbalisant [verbalisant 2], ons dienstvoertuig verder achteruit te rijden. Zeer kort daarop zagen, voelden en hoorden wij, verbalisanten, dat de genoemde Golf met de rechtervoorzijde en met kracht tegen de rechterachterzijde van ons dienstvoertuig aanreed. Ik, verbalisant [verbalisant 1], voelde dat ons dienstvoertuig daarbij enige afstand zijdelings naar links verplaatst werd. Omdat ik, verbalisant [verbalisant 1], aan dezelfde zijde van het dienstvoertuig zat die door de Golf aangereden werd had ik goed en vrij zicht op de bestuurder, die zich op dat moment op een afstand van enkele meters van mij bevond. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat de bestuurder meerdere malen afwisselend in de richting van de ruimte achter ons dienstvoertuig en in mijn richting keek. Ik, verbalisant [verbalisant 1], keek de bestuurder daarbij enkele keren recht in de ogen. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat er naast de bestuurder een bijrijder zat.
Direct nadat de Golf ons dienstvoertuig geramd had, heb ik verbalisant, [verbalisant 2], ons dienstvoertuig gekeerd. Tijdens het keren zag ik, verbalisant [verbalisant 2], via de achteruitkijkspiegel de betreffende Golf linksaf de Lekstraat in de richting van de Rijnstraat oprijden.
(...)
6. Het ambtsedig proces-verbaal van Politieregio Brabant-Noord, District Maasland, D2 - Team Noord Oss-Lith, nr. PL21Y2 2011036459-11, d.d. 12 april 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 3], brigadier van politie, en [verbalisant 4], agent van politie (p. 29-32 van het proces-verbaal met registratienummer PL21 YO 2011037299), voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisanten en/of één van hen:
(...)
Collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben met het surveillancevoertuig de opening van de poort dichtgezet. Wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4], reden over de lange inrit van het perceel naar de parkeerplaats achter het bedrijf [A] aan de Lekstraat te Oss. Aan beide zijden stond een gaashekwerk. Het terrein was middels een hekwerk omheind.
Wij, verbalisanten, reden richting het einde van de oprijlaan waar wij zagen dat de oprijlaan over ging in een ruimer terrein. Op het moment dat wij op enkele meters het einde van de oprijlaan bereikten, zagen wij dat er een donkere Volkswagen Golf met hoge snelheid op ons ingereden kwam. Wij zagen dat dit met hoge snelheid ging omdat hij plotseling om de hoek kwam. Wij zagen dat het voertuig recht op ons afkwam gereden. Wij zagen dat er twee personen voor in de auto zaten.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], sprong uit ons dienstvoertuig en rende via de bijrijderszijde om de achterzijde van ons dienstvoertuig heen. Op het moment dat ik de achterzijde van ons dienstvoertuig passeerde zag ik aan mijn rechterzijde het verdachte voertuig langs mij opkomen. Ik hoorde dat het voertuig op het moment dat hij mij passeerde begon te accelereren. Ik, verbalisant [verbalisant 4], bedoel hiermee dat ik hoorde dat de bestuurder van het verdachte voertuig de toeren van zijn bestuurde motorvoertuig opvoerde, althans ik hoorde dat aan het motorgeluid.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], zag dat de bestuurder van het voertuig zijn snelheid verhoogde en dat hij richting de toegangspoort reed. Ik verbalisant [verbalisant 4] zag dat de collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hun dienstvoertuig in de opening van de toegangspoort plaatsten.
Ik, verbalisant [verbalisant 4], zag dat het verdachte voertuig zijn snelheid niet minderde. Ik, verbalisant [verbalisant 4], hoorde dat het verdachte voertuig bleef accelereren zoals eerder vernoemd.
Wij, verbalisanten, zagen dat de bestuurder van het voertuig met verhoogde snelheid op het dienstvoertuig in reed. Ik zag en hoorde dat het verdachte voertuig het dienstvoertuig ramde. Wij, verbalisanten, zagen dat het dienstvoertuig waarin [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zaten hierdoor met kracht naar rechts opgeschoven werd. Het dienstvoertuig was zodanig neergezet dat er een opening van ongeveer 1 meter was aan de rechterzijde van het dienstvoertuig.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat op het moment dat het andere dienstvoertuig geramd werd aan de rechterachterzijde met kracht opzij bewoog. Ik, verbalisant [verbalisant 3], zag dat hierbij de wieldop van het rechterachterwiel van de velg sprong. Ik, verbalisant [verbalisant 4], zag dat het voertuig zijn weg vervolgde. Hierna hebben wij de achtervolging ingezet.
(...)
9. De verklaring van de getuige [verbalisant 3], zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 6 maart 2012, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik zag dat [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hun auto bijna dwars op de oprit hadden neergezet. De linker voorzijde van het voertuig bevond zich ongeveer een meter vanaf de zijkant van het hek. De rechter achterzijde van het voertuig bevond zich ongeveer anderhalve meter vanaf de rechterkant van het hek. Er kon geen auto meer doorheen.
Ik zag dat de VW Golf bij de poort dwars door het hekwerk reed. Ik zag ook dat de VW Golf de auto van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aan de rechter zijde ramde om er tussenuit te komen. Ik zag dat de VW Golf het dienstvoertuig aan de rechterzijde raakte op het achterwiel. Ik zag dat de wieldop eraf ketste. Het dienstvoertuig maakte een zwiep naar rechts. Ik zag dat de auto werd verplaatst door de hevige klap.
10. De verklaring van de getuige [verbalisant 4], zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 6 maart 2012, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De auto van mijn collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] stond in de opening van het hek. De voorkant van hun auto wees in de richting van de linker kant van het hek. De auto stond overdwars in de opening van het hek.
Ik keek in de auto (het hof begrijpt: de VW Golf) en ik hoorde een motorgeluid dat erop duidde dat de bestuurder gas gaf. Ik zag dat de VW Golf op de andere dienstauto inreed. Ik hoorde dat de VW snelheid bleef maken. Ik zag dat de VW Golf niet afremde. Ik zag dat hij koos voor de achterkant van het dienstvoertuig van [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. De VW Golf raakte de auto aan de achterkant en hij raakte ook de paal van het hek. Vervolgens scheurde hij weg.
11. De verklaring van de getuige [verbalisant 1], zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 6 maart 2012, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De linkerkant van ons dienstvoertuig was voorbij het uiterste punt van het draaibare deel van het hek. De auto stond niet helemaal dwars. Aan de achterkant van de auto en de zijkant van het hek was nog enige ruimte.
Collega [verbalisant 2] en ik zagen ineens onverwacht die VW Golf door het hek komen rijden in onze richting. Ik gaf [verbalisant 2] de opdracht ons dienstvoertuig naar achteren te rijden om het gat tussen onze auto en de zijkant van de poort te verkleinen. Dat is echter niet gebeurd. Dat gebeurde slechts marginaal. Misschien dat het gat een halve meter kleiner werd door de manoeuvre van [verbalisant 2]. Doordat zij ons voertuig iets naar achteren plaatste, was het voor mij duidelijk dat de VW Golf hier niet voorbij kon komen. Ik dacht dat hij zou stoppen, maar hij ging juist accelereren. Toen [verbalisant 2] en ik dat zagen, dachten wij dat hij ons zou gaan raken. Toen ik [verbalisant 2] de instructie gaf om de auto naar achteren te zetten, dacht ik dat de VW Golf ons zou gaan remmen.
De afstand tussen beide dienstvoertuigen die de VW Golf moest overbruggen, bedroeg denk ik 20 à 30 meter. Ik zag dat de VW Golf ons naderde en riep tegen [verbalisant 2]: "Houd je vast!"
Ik heb mezelf ook schrap gezet. Ik voelde dat onze auto door de aanrijding naar links werd verplaatst. Er volgde een schrikreactie.
De VW Golf is in een rechte lijn gereden naar de achterkant van onze auto.
12. De verklaring van de getuige [verbalisant 2], zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof d.d. 6 maart 2012, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Ik zag dat de VW Golf in de richting van de achterkant van onze auto kwam rijden.
Ik wist dat hij ons wel moest raken. Uiteindelijk heb ik onze auto in de achteruit gezet en vervolgens raakte de VW Golf onze auto aan de rechter achterzijde.
Ik dacht eerst dat de VW Golf nog zou stoppen, maar hij bleef maar doorrijden. Ik dacht toen: "Shit, nu komt het". Het was even eng.
(...)
17. De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van dit gerechtshof van 19 januari 2012, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Op 10 april 2011 ben ik betrokken geweest bij een poging tot inbraak in een pand van het bedrijf [A] in Oss. Ik wist dat we op pad gingen om een inbraak te plegen.
Een ander persoon heeft het hek opengemaakt.
Toen de auto (het hof begrijpt: de VW Golf) achter op het terrein stond, ben ik uitgestapt.
Het was de bedoeling om daar iets weg te nemen.
De auto stond met de neus de kant op waar we weer heen moesten om het terrein te verlaten, zodat we meteen weg konden rijden als het nodig was. Op een gegeven moment ben ik ingestapt en weggereden. We reden weg en kwamen de bocht om. Ik ben van mij uit bezien naar rechts uitgeweken en door het hek gegaan. Ik ben weer terug op de weg geraakt en heb mijn weg richting de poort vervolgd.
Ik heb die auto (het hof begrijpt: de tweede politieauto met als inzittenden [verbalisant 2] en [verbalisant 1]) geschampt."