Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
5 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De aanvraagster was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij zij een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, opgelegd had gekregen. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, en was gebaseerd op nieuwe feiten die volgens de aanvraagster niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen.
De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvraagster stelde dat er ernstige twijfels bestonden over de rechtmatigheid van het politieoptreden, specifiek met betrekking tot de binnenkomst in de woning waar de hennepplanten waren aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aangevoerde nieuwe feiten, waaronder ongedateerde foto's en gespreksverslagen, onvoldoende bewijs boden om te concluderen dat het Hof tot een andere uitspraak zou zijn gekomen indien deze informatie eerder beschikbaar was geweest.
Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken in een openbare terechtzitting. De beslissing benadrukt het belang van de criteria voor herziening en de noodzaak van substantiële nieuwe feiten om een eerdere veroordeling te kunnen herzien.