ECLI:NL:HR:2013:1115

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2013
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
13/04227
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot herziening van een strafrechtelijke veroordeling met betrekking tot Opiumwet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De aanvraagster was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij zij een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, opgelegd had gekregen. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, en was gebaseerd op nieuwe feiten die volgens de aanvraagster niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvraagster stelde dat er ernstige twijfels bestonden over de rechtmatigheid van het politieoptreden, specifiek met betrekking tot de binnenkomst in de woning waar de hennepplanten waren aangetroffen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aangevoerde nieuwe feiten, waaronder ongedateerde foto's en gespreksverslagen, onvoldoende bewijs boden om te concluderen dat het Hof tot een andere uitspraak zou zijn gekomen indien deze informatie eerder beschikbaar was geweest.

Uiteindelijk concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en wees deze af. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, en werd uitgesproken in een openbare terechtzitting. De beslissing benadrukt het belang van de criteria voor herziening en de noodzaak van substantiële nieuwe feiten om een eerdere veroordeling te kunnen herzien.

Uitspraak

5 november 2013
Strafkamer
nr. 13/04227 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 20 augustus 2007, nummer 24/001859-06, ingediend door mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Leeuwarden van 24 juli 2006 - de aanvraagster ter zake van "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

2.De aanvraag tot herziening

De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

3.Beoordeling van de aanvraag

3.1.
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2.
Het Hof heeft ten laste van de aanvraagster bewezenverklaard dat:
"zij in de periode van 1 november 2004 tot en met 2 maart 2005, te Kootstertille, in de gemeente Achtkarspelen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 2444 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
3.3.
In de aanvraag wordt aangevoerd dat het ernstige vermoeden bestaat dat het Hof, indien het bekend zou zijn geweest met de bij de aanvraag gevoegde foto's en gespreksverslagen, zou hebben geoordeeld dat de politie onrechtmatig is binnengetreden in de woning waar de in de bewezenverklaring vermelde hennepplanten zijn aangetroffen en dus tot bewijsuitsluiting en vrijspraak zou zijn gekomen.
3.4.
Het aangevoerde kan niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld, reeds omdat de ongedateerde foto's nietszeggend zijn en van de eveneens ongedateerde gespreksverslagen onvoldoende duidelijk is welke de identiteit is van de deelnemers aan de gesprekken.
3.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 november 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.