Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
3.Beoordeling van de aanvraag
4.Beslissing
5 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De aanvrager, geboren in 1943, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand en een taakstraf van honderd uren opgelegd kreeg. De aanvraag tot herziening was ingediend door mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht, en was gebaseerd op nieuwe feiten die volgens de aanvrager niet bekend waren tijdens de eerdere rechtszittingen.
De Hoge Raad heeft de aanvraag beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrager stelde dat er ernstige vermoedens bestonden dat het Hof, indien het op de hoogte was geweest van de bij de aanvraag gevoegde foto's en gespreksverslagen, tot bewijsuitsluiting en vrijspraak zou zijn gekomen. De Hoge Raad oordeelde echter dat de aangevoerde nieuwe feiten niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken dat het eerdere oordeel van het Hof anders zou zijn geweest. De ongedateerde foto's en gespreksverslagen waren nietszeggend en gaven onvoldoende duidelijkheid over de identiteit van de betrokkenen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening afgewezen, waarbij werd vastgesteld dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Dit arrest is uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.