Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
2 juli 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 26 november 2009. De verdachte, geboren in 1963, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. B. Damen. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Het geschil betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding. De Hoge Raad heeft de stukken beoordeeld en vastgesteld dat de appeldagvaarding op 25 september 2009 is aangeboden op het adres van de verdachte in Eindhoven, en dat deze op 29 september 2009 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank te Arnhem. De verdachte had op dat moment een bekend adres en was ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De verdediging stelde dat de betekening niet rechtsgeldig was, maar de Hoge Raad oordeelde dat de eerdere betekening aan het GBA-adres geldig was en dat de later uitgereikte dagvaarding aan de Griffier niet afdoet aan de rechtsgeldigheid van de eerdere betekening. De Hoge Raad concludeert dat het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag en verwerpt het beroep.