ECLI:NL:HR:2013:124

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
12/00705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van de appeldagvaarding en rechtsgeldigheid in cassatie

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 26 november 2009. De verdachte, geboren in 1963, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. B. Damen. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Het geschil betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van de appeldagvaarding. De Hoge Raad heeft de stukken beoordeeld en vastgesteld dat de appeldagvaarding op 25 september 2009 is aangeboden op het adres van de verdachte in Eindhoven, en dat deze op 29 september 2009 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank te Arnhem. De verdachte had op dat moment een bekend adres en was ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). De verdediging stelde dat de betekening niet rechtsgeldig was, maar de Hoge Raad oordeelde dat de eerdere betekening aan het GBA-adres geldig was en dat de later uitgereikte dagvaarding aan de Griffier niet afdoet aan de rechtsgeldigheid van de eerdere betekening. De Hoge Raad concludeert dat het middel faalt bij gebrek aan feitelijke grondslag en verwerpt het beroep.

Uitspraak

2 juli 2013
Strafkamer
nr. 12/00705
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 26 november 2009, nummer 21/003098-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B. Damen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen het in de bestreden uitspraak besloten liggende oordeel van het Hof dat de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend.
2.2.1.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een aan een verklaring als bedoeld in art. 451a, eerste lid, Sv van 10 augustus 2009 gehechte en door de verdachte ondertekende appelschriftuur welke vermeldt als adres van de verdachte: [a-straat 1] te Eindhoven;
(ii) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting van het Hof van 26 november 2009 - welke inhoudt dat die dagvaarding op 25 september 2009 is aangeboden op het adres [a-straat 1] te Eindhoven. De akte houdt verder in dat die dagvaarding op 29 september 2009 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank te Arnhem omdat "de geadresseerde, blijkens de aan deze akte gehechte mededeling van de afdeling bevolking van diens woongemeente, op de dag van aanbieding van de gerechtelijke brief en tenminste vijf dagen nadien als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens op het op deze akte vermelde adres was ingeschreven" en een afschrift daarvan is verstuurd naar het adres [a-straat 1] te Eindhoven;
(iii) een GBA-overzicht van 23 september 2009 dat inhoudt dat de verdachte op dat moment niet was gedetineerd en onder "Huidig GBA-adres" als "Postadres" vanaf 6 februari 2009 vermeldt: [a-straat 1] te Eindhoven;
(iv) een tweede akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting van het Hof van 26 november 2009 - welke inhoudt dat die dagvaarding op 16 oktober 2009 is uitgereikt aan de Griffier van de Rechtbank te Arnhem omdat "van de geadresseerde geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is".
2.2.2.
De bestreden uitspraak is bij verstek gewezen.
2.3.
Het middel, dat ervan uitgaat dat de verdachte ten tijde van de betekening van de appeldagvaarding een bekend adres had en was ingeschreven in de registers van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) op het (post)adres [a-straat 1] te Eindhoven, veronderstelt – kennelijk op grond van de vermelding in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep dat de verdachte "zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande" is – dat de betekening van de appeldagvaarding uitsluitend heeft plaatsgevonden op de voet van art. 588, eerste lid aanhef en onder b sub 3, Sv. Die veronderstelling is niet juist. Uit de hiervoor in 2.2.1 onder (ii) en (iii) vermelde gegevens blijkt dat bij de betekening van de appeldagvaarding dit GBA-adres tot uitgangspunt is genomen, terwijl in cassatie niet is aangevoerd dat deze betekening niet rechtsgeldig zou zijn, of dat zich een geval voordeed waarin de betekening van de dagvaarding in persoon was voorgeschreven. Dat nadien de dagvaarding ook is betekend aan de Griffier van de Rechtbank omdat "van de verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland bekend is" maakt niet dat aan de eerdere betekening moet worden voorbijgegaan.
Het middel kan dus bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
DDit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op
2 juli 2013.