ECLI:NL:HR:2013:1273

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
15 november 2013
Zaaknummer
11/01595
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen beschikking van de Rechtbank Rotterdam inzake klaagschrift teruggave inbeslaggenomen geldbedrag en voorwerpen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 4 november 2010, waarbij een klaagschrift van de klager, geboren in 1959, tot teruggave van een inbeslaggenomen geldbedrag van € 308.925,- ongegrond is verklaard. De klager had het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal G. Knigge concludeerde dat de klager niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het beroep. De Rechtbank had vastgesteld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter het in beslag genomen geld zou verbeurdverklaren, gezien de eerdere veroordeling van de beslagene, [betrokkene 1], voor de handel in verdovende middelen en het witwassen van het in beslag genomen geld.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klager geen belang meer heeft bij het beroep tegen de beschikking van de Rechtbank, aangezien de beslissing omtrent het beslag in de strafzaak tegen [betrokkene 1] reeds was genomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klager, die teruggave had verzocht van het geldbedrag, niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn beroep, omdat de beslissing van de Rechtbank een afwachting was van het oordeel van de strafrechter. De Hoge Raad verklaarde de klager niet-ontvankelijk in het beroep op 25 juni 2013.

Uitspraak

25 juni 2013
Strafkamer
11/01595
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van
4 november 2010, nummer
RK 09/536, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 1959.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1.
Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de Rechtbank van 4 november 2010 waarbij een klaagschrift van de klager voor zover strekkende tot teruggave van een onder [betrokkene 1] inbeslaggenomen geldbedrag van € 308.925,- ongegrond is verklaard.
2.2. De beschikking van de Rechtbank houdt, voor zover hier van belang, in:
"De rechtbank is van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, in die strafzaak (definitief) oordelend, het in beslag genomen geld zal verbeurdverklaren.
(...)
Ten slotte heeft de rechtbank, in dezelfde samenstelling als de huidige kamer, in bovengenoemde strafzaak tegen [betrokkene 1], in een vonnis van dezelfde datum als die waarop de onderhavige beslissing tegen het beklag wordt gewezen, [betrokkene 1] veroordeeld voor - kort gezegd - de handel in verdovende middelen en het witwassen van het in beslag genomen geld. Daarbij is ook als bijkomende straf de verbeurdverklaring van dat geld opgelegd."
2.3.
Blijkens de door de Advocaat-Generaal ingewonnen inlichtingen zoals in de conclusie vermeld, betreft het in de strafzaak tegen de beslagene verbeurdverklaarde geldbedrag het gehele bedrag waarop het beklag betrekking heeft.
2.4.
Deze beslissing omtrent het beslag in de strafzaak tegen een ander dan de klager betekent dat de klager, die teruggave heeft verzocht van het geldbedrag ten aanzien waarvan inmiddels bij voormeld vonnis is beslist, geen belang meer heeft bij het beroep tegen de beschikking van de Rechtbank van 4 november 2010, waarin zijn beklag ongegrond is verklaard. De klager dient daarom in het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. In de bestreden beschikking is immers naar zijn aard een beslissing gegeven in afwachting van het oordeel van de strafrechter dienaangaande. Door die beslissing omtrent het beslag in de strafzaak tegen [betrokkene 1] kan op het bestaande klaagschrift geen (andersluidende) beslissing meer volgen. Dit is ingevolge art. 552b Sv eerst anders nadat de beslissing tot verbeurdverklaring in de strafzaak uitvoerbaar is geworden. De klager dient daarom in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en N. Jörg, in bijzijn van de griffier
S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 juni 2013.