Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
19 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 18 oktober 2011. De verdachte, geboren in 1964, had een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd gekregen. De advocaat van de verdachte, mr. C.M. Peeperkorn, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, aangezien zij geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling.
Echter, de Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen van 24 maanden naar 23 maanden.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 19 november 2013 door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier, tijdens een openbare terechtzitting.