Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De onderdelen zijn dus gegrond.
4.Beslissing
22 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na een echtscheiding, waarbij de Hoge Raad op 22 november 2013 uitspraak deed. De vrouw, eiseres tot cassatie, en de man, verweerder in cassatie, waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben op 28 december 2006 de echtscheiding uitgesproken. In 2008 heeft de man belastingaanslagen over de jaren 2003, 2004 en 2005 betaald. Op 31 oktober 2006 hebben zij een echtscheidingsconvenant ondertekend, waarin onder andere is vastgelegd dat de vrouw geen aanspraak maakt op partneralimentatie en dat de man € 120.000,- aan de vrouw zal betalen. De man vordert nu vaststelling van het bedrag dat de vrouw aan hem moet voldoen, omdat zij volgens hem draagplichtig is voor de helft van de belastingschulden en een schuld aan zijn B.V.
De rechtbank heeft de vordering van de man afgewezen, maar het hof heeft deze toegewezen. Het hof oordeelde dat de vrouw op de hoogte was van de belastingschulden en dat deze niet in het convenant waren verdisconteerd. De vrouw betwistte dit en stelde dat zij ervan uitging dat alle schulden in het convenant waren opgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van de zaak en dat de vrouw erop mocht vertrouwen dat de schulden in het convenant waren verdisconteerd. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de uitleg van echtscheidingsconvenanten en de omstandigheden waaronder deze zijn opgesteld. De Hoge Raad stelt dat bij de uitleg van een convenant alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking moeten worden genomen, en dat partijen erop moeten kunnen vertrouwen dat hun afspraken volledig zijn.