Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Doetinchem,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
29 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door [eiser] tegen de stichting STICHTING SITÉ WOONDIENSTEN. De zaak betreft de voortzetting van een huurovereenkomst na het overlijden van de hoofdhuurder, waarbij de Hoge Raad zich baseert op artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) en artikel 7:268 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de kantonrechter en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de eiser klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft dit standpunt gevolgd en het beroep niet-ontvankelijk verklaard, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de eiser zijn gekomen. De uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de voorwaarden waaronder een cassatieberoep kan worden behandeld.