De Rechtbank heeft het door de klager ingediende klaagschrift, waarmee hij zich verzet tegen de kennisgeving van de Officier van Justitie voornemens te zijn "de in beslag genomen kunstwerken via de Noorse autoriteiten te retourneren aan de Noorse rechthebbenden", en teruggave verzoekt van de onder hem inbeslaggenomen schilderijen, ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt daaromtrent het volgende in:
"Klager is eigenaar van Gallery [A]. Op 28 mei 2010 zijn onder klager voornoemde schilderijen inbeslaggenomen.
Klager heeft de schilderijen op 26 mei 2010 gekocht van een Engelssprekende man die hem de schilderijen te koop aanbod. De schilderijen hadden allemaal een uniek nummer en nog voor de aankoop heeft klager van de Sam Francis Foundation vernomen dat er bij hen geen melding van diefstal van de betrokken schilderijen bekend was. Op 27 mei 2010 is klager gebeld door een man afkomstig uit Hong Kong, die hem ook een schilderij van Sam Francis wilde verkopen. Klager vond het vreemd dat hem in zo'n korte tijd door twee verschillende mensen schilderijen van Sam Francis werden aangeboden. Na verder onderzoek is gebleken dat de schilderijen in Noorwegen zijn gestolen.
Standpunten
De raadsvrouw van klager heeft in raadkamer gepersisteerd bij het klaagschrift tot teruggave van de schilderijen aan klager en ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd - kort samengevat - dat inbeslaggenomen voorwerpen volgens de hoofdregel worden teruggegeven aan degene onder wie zij in beslag zijn genomen. In civielrechtelijke zin mag klager in zijn hoedanigheid als houder c.q. bezitter van de schilderijen als eigenaar worden beschouwd. Er zijn geen stukken in het dossier aanwezig waaruit blijkt dat de Noorse galerie, van wie de schilderijen gestolen zouden zijn, zich als eigenaar bij de politie heeft gemeld en de schilderijen heeft opgeëist. Er bevindt zich een aangifte van diefstal in het dossier, maar niet een rechtelijke beslissing waarin is vastgesteld dat de schilderijen van diefstal afkomstig zijn. De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat klager in gesprek is met de verzekeringsmaatschappij van de Noorse galerie en dat de verzekeringsmaatschappij uitbetaling aan klager overweegt. Voor zover er sprake is van een andere rechthebbende dan klager, is dit de verzekeringsmaatschappij en niet de Noorse autoriteiten of de Noorse galerie van wie de schilderijen zijn ontvreemd, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft verklaard dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen opheffing van het beslag. De officier verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen schilderijen aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat de Noorse autoriteiten in het kader van internationale rechtshulp om overlegging van de schilderijen hebben verzocht, zodat zij deze aan de eigenaar kunnen teruggeven. De officier van justitie heeft hiertoe een e-mail bericht van [betrokkene 1] van 8 mei 2012 aan de rechtbank overgelegd. Niet klager, maar de Noorse eigenaar van wie de schilderijen zijn gestolen kan redelijkerwijs als rechthebbende van de schilderijen worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt het volgende.
In de onderhavige procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, of klager redelijkerwijs als rechthebbende op het inbeslaggenomene kan worden aangemerkt.
De officier van justitie heeft verklaard dat het strafvorderlijk belang zich niet verzet tegen opheffing van het beslag. Gelet hierop, is de rechtbank van oordeel dat het beslag dient te worden opgeheven.
Nu er voorts sprake is van meer dan één belanghebbende, dient de rechtbank bij de beoordeling van de vraag aan wie het voorwerp dient te worden teruggegeven zich te laten leiden door hetgeen op het eerste gezicht redelijk en maatschappelijk niet onverantwoord is. Daarbij mag de rechtbank civielrechtelijke aspecten betrekken, maar van haar kan niet worden verlangd te treden in de beslechting van burgerrechtelijke eigendoms- en [bezitskwesties].
Klager heeft de vijf schilderijen als galeriehouder gekocht. Vastgesteld kan worden dat de schilderijen van diefstal afkomstig zijn. Een rechterlijke veroordeling is hiervoor niet vereist, een aangifte van diefstal is voldoende. Door de raadsvrouw is niet betwist dat een dergelijke aangifte is gedaan. Uitgangspunt is dat de officier van justitie in geval van diefstal het inbeslaggenomene retourneert aan de oorspronkelijke eigenaar.
De rechtbank, overweegt voorts dat wellicht thans niet duidelijk is wie als oorspronkelijke eigenaar dient te worden aangemerkt, de Noorse galerie of de verzekeringsmaatschappij, maar dat nu de schilderijen door de Noorse autoriteiten zijn opgeëist, op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel moet worden aangenomen dat de eigenaar de schilderijen bij de Noorse autoriteiten binnen drie jaar na de diefstal heeft opgeëist.
Bij deze stand van zaken kan klager op het eerste gezicht redelijkerwijs niet als rechthebbende worden aangemerkt, ook als ervan wordt uitgegaan dat klager te goeder trouw was toen hij de vijf schilderijen kocht. Omdat klager in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf handelde, beschermt zijn goede trouw hem immers niet tegen een eis tot teruggave van de eigenaar.
Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard."