Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
10 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 30 september 2011 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1963, heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.G. Wiebes. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. Het is vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat betekent dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. De Hoge Raad heeft de taakstraf verminderd naar 194 uren, subsidiair 97 dagen hechtenis, waarvan 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het aantal te verrichten uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. Het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 10 december 2013.