Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
10 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 februari 2013. De verdachte, geboren in 1984, heeft het beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaten, mr. A. Stoop en mr. E. Manders, beiden werkzaam in Rotterdam. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft in zijn conclusie aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard kan worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de verdachte onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Op 10 december 2013 heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president A.J.A. van Dorst en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij ook de waarnemend griffier E. Schnetz aanwezig was.