ECLI:NL:HR:2013:1884

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2013
Publicatiedatum
12 december 2013
Zaaknummer
12/02738
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking kinderalimentatie en terugverwijzing naar hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De verzoekster, een vrouw wonende in Sint Maarten, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 2 maart 2012 was gegeven. De man, wonende in de Verenigde Staten, was niet verschenen in de procedure. De vrouw verzocht de man te veroordelen tot betaling van kinderalimentatie van US$ 2.000 per maand, maar het gerecht had dit verzoek afgewezen. Het hof had de beschikking van het gerecht vernietigd en de man veroordeeld tot betaling van US$ 450 per maand aan de Voogdijraad, evenals de betaling van schoolgeld en ziektekostenverzekering voor het kind.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd hoe de hoogte van de kinderalimentatie was vastgesteld. De klachten van de vrouw hielden in dat het hof de bepaling van de alimentatie had gerelateerd aan de wettelijke maatstaven zonder de behoefte van het kind en de draagkracht van de man vast te stellen. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden beschikking niet in stand kon blijven, omdat er onvoldoende inzicht was gegeven in de feitelijke behoefte van het kind en de draagkracht van de man. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak terug naar het hof voor verdere behandeling en beslissing.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de behoefte van het kind en de draagkracht van de alimentatieplichtige bij het vaststellen van kinderalimentatie. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke uitspraak gedaan die gevolgen kan hebben voor toekomstige zaken omtrent kinderalimentatie.

Uitspraak

13 december 2013
Eerste Kamer
nr. 12/02738
RM/GB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende in Sint Maarten,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[de man],
wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak EJ 22/2011 van het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 20 juni 2011;
b. de beschikking in de zaak Ghis 52669 - EJ 22/11 - H 298/11 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het hof) van 2 maart 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot vernietiging van de beschikking van het hof van 2 maart 2012 en tot terugwijzing naar dat hof.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Uit een relatie tussen partijen is op [geboortedatum] 1996 [het kind] geboren (hierna: het kind).
(ii) Partijen leven sinds 2000 gescheiden. Bij uitspraak van 23 november 2004 heeft het gerecht in de Staat New York een overeenkomst houdende een omgangsregeling bevestigd en zijn de man en de vrouw gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast.
3.2
De vrouw heeft het gerecht verzocht de man te veroordelen tot betaling van kinderalimentatie tot een bedrag van US$ 2.000,-- per maand met ingang van augustus 2004 en tot betaling van
schoolfees. Het gerecht heeft het verzoek afgewezen.
Het hof heeft de beschikking van het gerecht vernietigd en, voor zover in cassatie van belang, de man veroordeeld (i) om maandelijks en bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad een bedrag van US$ 450,-- per maand te betalen ter voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind met ingang van 1 april 2012, en (ii) tot betaling rechtstreeks aan de school van het schoolgeld van het kind en rechtstreeks aan de verzekeraar van de premie van een redelijke ziektekostenverzekering ten behoeve van het kind.
Het hof heeft hiertoe als volgt overwogen. De man heeft zich akkoord verklaard met de volgende regeling: betaling van het schoolgeld rechtstreeks aan de school (per maand ongeveer US$ 50,--), betaling van de premie voor een redelijke ziektekostenverzekering ten behoeve van het kind rechtstreeks aan de verzekeraar (per maand ongeveer US$ 100,--), uitkering van de Amerikaanse "kinderbijslag" door het Amerikaanse "Social Seurity Department" ten behoeve van het kind (ongeveer US$ 400,--) en betaling van een extra bijdrage van US$ 450,-- per maand aan de Voogdijraad in Sint Maarten (rov. 3.4). Totaal komt dit neer op ongeveer US$ 1.000,-- per maand, hetgeen voor het kind niet ongunstiger is dan voortvloeit uit de wettelijke maatstaven, ook al heeft de moeder in het geheel geen draagkracht. Het hof zal daarom de vader tot naleving van de regeling veroordelen. (rov. 3.5)
Niet aannemelijk is geworden dat de man in het verleden minder bijdroeg dan overeenstemt met de wettelijke maatstaven. Het hof zal daarom de regeling doen ingaan op 1 april 2012. (rov. 3.6)
3.3
De klachten van het middel houden naar de kern genomen in dat het hof in de rov. 3.4-3.6 ten onrechte dan wel onvoldoende gemotiveerd de bepaling van de hoogte van de kinderalimentatie heeft gerelateerd aan het "absolute begrip" wettelijke maatstaven, zonder dat het hof daarbij kenbaar de behoefte van het kind en de draagkracht van de man heeft vastgesteld. Deze klachten slagen. Het hof heeft in de rov. 3.4-3.6, hiervoor in 3.2 weergegeven, onvoldoende inzicht gegeven in de feitelijke behoefte van het kind en de draagkracht van de man, zodat niet kan worden beoordeeld of het maandelijks in totaal door de man te betalen bedrag van ongeveer US$ 1.000,-- voldoet aan de wettelijke maatstaven alsmede of de vader in het verleden in overeenstemming met de wettelijke maatstaven heeft bijgedragen aan de kosten van levensonderhoud van het kind. De bestreden beschikking kan niet in stand blijven. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 2 maart 2012;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en G. de Groot, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
13 december 2013.