Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het zesde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
17 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 23 november 2010 uitspraak deed in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1970, heeft beroep ingesteld tegen de opgelegde gevangenisstraf van tien jaren. De advocaat van de verdachte, mr. D.G. Nagel, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het zesde middel, dat betrekking heeft op de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Dit middel is gegrond, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vertraging meer dan twaalf maanden heeft geduurd, wat aanleiding geeft om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en deze verminderd naar negen jaren en vier maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.