ECLI:NL:HR:2013:2033

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2013
Publicatiedatum
17 december 2013
Zaaknummer
12/04975
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in zijn cassatieberoep wegens het niet indienen van middelen van cassatie binnen de wettelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 27 augustus 2012. De verdachte, geboren in 1969, had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk voorgeschreven termijn, zoals vastgelegd in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, omdat de vereiste schriftuur niet tijdig was ingediend door een raadsman. De Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd en geoordeeld dat de verdachte niet kan worden ontvangen in zijn beroep, aangezien de wettelijke termijn niet in acht is genomen.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing benadrukt dat het indienen van middelen van cassatie binnen de gestelde termijn cruciaal is voor de ontvankelijkheid van het beroep. Het niet naleven van deze termijn leidt automatisch tot niet-ontvankelijkheid, ongeacht de inhoud van de zaak. Dit arrest onderstreept het belang van procesregels en de noodzaak voor verdachten om tijdig juridische stappen te ondernemen. De uitspraak is gedaan door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, samen met de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.

Uitspraak

17 december 2013
Strafkamer
nr. 12/04975
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 augustus 2012, nummer 23/000972-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer B.C. de Savornin Lohman als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 december 2013.