Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Amsterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een schadevergoeding die door eiser is gevorderd wegens de onrechtmatige intrekking van zijn AAW/WAO-uitkering. Eiser, die in september 1977 ziek is gemeld, ontving aanvankelijk ziekengeld en later een AAW/WAO-uitkering. Deze uitkering werd echter per 1 december 1979 ingetrokken, waarna eiser in een bijstandsbehoevende situatie terechtkwam. In 1997 erkende het UWV de onrechtmatigheid van de intrekking, maar eiser vorderde schadevergoeding voor de jaren waarin hij zonder uitkering verkeerde.
De rechtbank wees de vordering af, maar het gerechtshof kende een deel van de immateriële schadevergoeding toe. Eiser vorderde ook kosten voor psychologisch onderzoek, die door het hof werden afgewezen op de grond dat deze kosten niet het rechtstreeks gevolg waren van het onrechtmatig handelen van het UWV. Eiser ging in cassatie tegen deze afwijzing.
De Hoge Raad oordeelde dat de kosten voor psychologisch onderzoek wel degelijk voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze kosten kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de schade. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof voor zover het de kosten van het psychologisch onderzoek betrof en kende deze kosten alsnog toe aan eiser, te vermeerderen met wettelijke rente. De kosten van het geding in cassatie werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.