Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had in 1982 met de vrouw, verweerster in cassatie, een huwelijk gesloten. Na de echtscheiding, uitgesproken op 23 februari 2010, was de man verplicht om vanaf 13 september 2010 een maandelijkse bijdrage van € 3.843,-- aan de vrouw te betalen. De man verzocht de rechtbank om deze alimentatie te wijzigen, omdat zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering per 26 maart 2012 was vervallen, wat volgens hem een wijziging van omstandigheden betekende zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 1 BW.
De rechtbank wees het verzoek van de man af, en het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bekrachtigde deze beslissing. De man stelde cassatie in, waarbij de Advocaat-Generaal J. Wuisman adviseerde tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had gereageerd op de stelling van de man dat zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering was vervallen, en dat dit een relevante wijziging van omstandigheden was die in de beoordeling had moeten worden meegenomen.
De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van het zorgvuldig beoordelen van wijzigingen in de financiële situatie van partijen in alimentatiezaken.