ECLI:NL:HR:2013:2130

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
12/05972
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake partneralimentatie en wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende partneralimentatie. De man, verzoeker tot cassatie, had in 1982 met de vrouw, verweerster in cassatie, een huwelijk gesloten. Na de echtscheiding, uitgesproken op 23 februari 2010, was de man verplicht om vanaf 13 september 2010 een maandelijkse bijdrage van € 3.843,-- aan de vrouw te betalen. De man verzocht de rechtbank om deze alimentatie te wijzigen, omdat zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering per 26 maart 2012 was vervallen, wat volgens hem een wijziging van omstandigheden betekende zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 1 BW.

De rechtbank wees het verzoek van de man af, en het gerechtshof te 's-Hertogenbosch bekrachtigde deze beslissing. De man stelde cassatie in, waarbij de Advocaat-Generaal J. Wuisman adviseerde tot vernietiging van de beschikking van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet had gereageerd op de stelling van de man dat zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering was vervallen, en dat dit een relevante wijziging van omstandigheden was die in de beoordeling had moeten worden meegenomen.

De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van het zorgvuldig beoordelen van wijzigingen in de financiële situatie van partijen in alimentatiezaken.

Uitspraak

20 december 2013
Eerste Kamer
nr. 12/05972
EE/NH
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 231467 FA RK 11-801 van de rechtbank Breda van 11 oktober 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.100.113/01 van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 27 september 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van het hof.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Partijen zijn in 1982 met elkaar gehuwd.
(ii) Bij beschikking van 23 februari 2010 (hersteld bij beschikking van 26 maart 2010) is tussen hen echtscheiding uitgesproken.
(iii) De echtscheidingsbeschikking is op 13 september 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
(iv) Bij beschikking van 23 november 2010 heeft het hof bepaald dat de man met ingang van 13 september 2010 aan de vrouw € 3.843,-- per maand dient te betalen als bijdrage in haar levensonderhoud.
3.2
In deze procedure verzoekt de man, kort gezegd, de beschikking van het hof van 23 november 2010 te vernietigen en te bepalen dat de alimentatie met ingang van 13 september 2010 op nihil wordt gesteld. Voor zover in cassatie van belang heeft hij hieraan ten grondslag gelegd dat sprake is van een wijziging van omstandigheden als bedoeld in art. 1:401 lid 1 BW.
De rechtbank heeft bij beschikking van 11 oktober 2011 het verzoek afgewezen. Het hof heeft die beschikking bekrachtigd bij beschikking van 27 september 2012.
3.3.1
Onderdeel 2.2-I klaagt dat het hof eraan is voorbijgegaan dat de man als wijzigingsgrond heeft aangevoerd dat met ingang van 26 maart 2012 zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering is vervallen. Het onderdeel betoogt dat het hof in zijn beschikking van 23 november 2010 rekening had gehouden met die uitkering en dat ook de rechtbank in haar beschikking van 11 oktober 2011 die uitkering in haar beoordeling heeft betrokken.
3.3.2
De klacht is gegrond.
Het hof is in zijn beschikking van 23 november 2010 bij het bepalen van de draagkracht van de man ervan uitgegaan dat de man in 2010 een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoot van € 654,90 bruto per week (rov. 3.9). Ook de rechtbank heeft in haar beschikking van 11 oktober 2011 rekening gehouden met die uitkering, met dien verstande dat de rechtbank vaststelde dat de uitkering met ingang van mei 2011 € 478,-- bruto per week bedroeg.
Blijkens de gedingstukken heeft de man in hoger beroep aangevoerd dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering met ingang van 26 maart 2012 is vervallen en heeft hij in dit verband een brief van het UWV overgelegd van 27 maart 2012. Het hof heeft in zijn bestreden beschikking (in rov. 3.10) overwogen dat “[o]ok uit de brief d.d. 27 maart 2012 van het UWV blijkt dat de man sinds 26 maart 2012 hersteld is.”, maar het heeft vervolgens geen aandacht besteed aan de stelling van de man dat met ingang van laatstgenoemde datum zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering is vervallen en dat dit een wijziging van omstandigheden is als bedoeld in art. 1:401 lid 1 BW.
3.4
De overige in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 27 september 2012;
verwijst het geding naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
20 december 2013.