In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Amsterdam, waarin het klaagschrift van de klager ongegrond werd verklaard. De klager verzet zich tegen de kennisgeving van de Officier van Justitie om de inbeslaggenomen horlogeband te retourneren aan de verzekeringsmaatschappij Hiscox Versicherung. De Hoge Raad behandelt de vraag of de verzekeringsmaatschappij binnen de wettelijk vereiste termijn van drie jaar na de diefstal de horlogeband als haar eigendom heeft opgeëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsmaatschappij zich binnen deze termijn tot de Duitse politie heeft gewend en heeft aangegeven de horlogeband als haar eigendom te willen opeisen. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad herhaalt de maatstaf die eerder is vastgesteld in ECLI:NL:HR:2010:BL2823, waarin is bepaald dat het voldoende is dat de verzekeringsmaatschappij zich binnen de vervaltermijn heeft gemeld bij de autoriteiten. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de verzekeringsmaatschappij, die door subrogatie in de rechten van de oorspronkelijke eigenaar is getreden, binnen de wettelijk vereiste termijn het horloge en de horlogeband heeft opgeëist. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de klager, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft.