Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te 's-Gravenhagevan 18 oktober 2012, nr. AWB 11/1888, betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigen-belasting, nr. [001].
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te 's-Gravenhage. Het beroep was gericht tegen een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting, opgelegd aan belanghebbende. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat belanghebbende het verschuldigde griffierecht niet had betaald.
De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 8 april 2013 per aangetekende brief gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie werd de brief opnieuw verzonden, maar ook daarna heeft belanghebbende niet gereageerd op de verzoeken om het griffierecht te voldoen.
Op basis van artikel 8:41, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren D.G. van Vliet en L.F. van Kalmthout, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.