Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
13 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van verzoeker, die in eerste instantie betrokken was bij een procedure bij de rechtbank Noord-Holland en later bij het gerechtshof Amsterdam. De rechtbank had op 26 maart 2013 een beschikking gegeven, gevolgd door een beschikking van het hof op 4 juni 2013. Verzoeker heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal J. Wuisman heeft in zijn conclusie geadviseerd om het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren op basis van artikel 80a van de Rechtsvordering (RO). Verzoeker heeft hierop gereageerd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door verzoeker zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer M.A. Loth.