ECLI:NL:HR:2013:700

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
13 september 2013
Zaaknummer
13/02205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder op 15 januari 2013 een arrest gewezen in de zaak van [eiser] tegen [verweerster]. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de kantonrechter te Eindhoven van 1 december 2011 en 2 februari 2012, en het arrest van het hof. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). Dit artikel stelt eisen aan de ontvankelijkheid van cassatiemiddelen, waarbij het belang van de eiser in het cassatieberoep centraal staat.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van [eiser] geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op de overweging dat [eiser] klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens is [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op nihil.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het vereiste van belang bij het indienen van een cassatieberoep en de strikte eisen die daaraan worden gesteld. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth, en het arrest is gewezen door vice-president E.J. Numann en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk.

Uitspraak

13 september 2013
Eerste Kamer
nr. 13/02205
RM/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
[verweerster],
wonende te [woonplaats], België,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 783476 / 11-9659 van de kantonrechter te Eindhoven van 1 december 2011 en 2 februari 2012;
b. het arrest in de zaak 200.102.897 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 15 januari 2013.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkheid op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van26 juli 2013 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op
13 september 2013.