Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
4.Beslissing
4 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen een man en een vrouw over de informatieverplichting met betrekking tot hun kind. De man had de vrouw aangesproken op haar verplichting om hem te informeren over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot hun kind, zoals gezondheid en schoolprestaties. De vrouw had in een e-mail van 2 juli 2011 aangegeven dat er geen bijzonderheden waren, maar de man stelde dat zij hiermee niet voldeed aan haar informatieverplichting. Hij had haar eerder per e-mail op 2 augustus 2011 gewaarschuwd dat zij niet aan deze verplichting voldeed en had dwangsommen aangezegd.
De vrouw vorderde in kort geding een verbod op de executiemaatregelen die de man had aangekondigd, en stelde dat de man misbruik maakte van zijn recht door de dwangsommen te eisen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de vrouw af, maar het hof matigde de dwangsommen tot € 250,-. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat de man misbruik maakte van zijn bevoegdheid door de dwangsommen te eisen, en dat de vrouw niet had voldaan aan haar informatieverplichting. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de man en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.
Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die partijen in een dergelijke situatie jegens elkaar moeten betrachten en de noodzaak voor duidelijke communicatie over informatieverplichtingen. De Hoge Raad bevestigde dat het aan de man was om tijdig te reageren op de informatie van de vrouw, en dat zijn latere acties als misbruik van recht konden worden gekwalificeerd.