ECLI:NL:HR:2013:93

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
11/02146 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake profijtontneming

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde was. De betrokkene, geboren in 1984, heeft geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene niet heeft voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat een raadsman binnen de gestelde termijn een schriftuur indient, wat in dit geval niet is gebeurd. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen.

Op 2 juli 2013 heeft de Hoge Raad, onder leiding van vice-president W.A.M. van Schendel, in aanwezigheid van de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en de waarnemend griffier J.D.M. Hart, het arrest uitgesproken. De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het cassatieberoep, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

2 juli 2013
Strafkamer
nr. 11/02146 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 maart 2011, nummer 23/005499-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juli 2013.