Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Slotsom
4.Beslissing
15 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Republiek Servië. De zaak betreft de vraag of voldaan is aan de documentatie-eisen van artikel 12 van het Europees Uitleveringsverdrag (EUV). De Rechtbank 's-Gravenhage had eerder de uitlevering toelaatbaar verklaard, maar de Hoge Raad oordeelt dat dit niet correct was. De Hoge Raad stelt vast dat de door de verzoekende Staat overgelegde stukken niet voldoen aan de eisen van het EUV, omdat er geen gedetailleerde uiteenzetting van de feiten is overgelegd, inclusief tijd en plaats van de gepleegde feiten. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de toelaatbaarheid van de uitlevering en verklaart de uitlevering in dat opzicht ontoelaatbaar. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige documentatie bij uitleveringsverzoeken en de noodzaak om aan de eisen van het EUV te voldoen. De zaak is behandeld door de vice-president en twee raadsheren, en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier.