ECLI:NL:HR:2013:96

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
11/02287
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over overschrijding van de redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het middel van cassatie niet kan leiden tot cassatie, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit is het gevolg van het feit dat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. De opgelegde straf aan de verdachte bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis.

Ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, heeft de Hoge Raad besloten dat er geen rechtsgevolgen aan deze constatering verbonden hoeven te worden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en volstaat met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn zonder verdere gevolgen. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

2 juli 2013
Strafkamer
nr. S 11/02287
DAZ/JH
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 mei 2011, nummer 23/004343-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf 6 weken met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voor­zitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 2 jul 2013.