Uitspraak
gevestigd te Utrecht,
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Zoetermeer,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
18 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een huurgeschil over bedrijfsruimte. De eisers tot cassatie, bestaande uit de maatschap MAATSCHAP AANLEG en twee natuurlijke personen, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de kantonrechter te Utrecht en betrof de uitleg van stellingen en de feitelijke grondslag van de zaak. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het arrest van het hof, dat aan de uitspraak is gehecht.
De advocaat van de eisers, mr. H.J.W. Alt, heeft de zaak toegelicht, terwijl de verweerder, DILLE & KAMILLE (NEDERLAND) B.V., niet is verschenen. De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink was om het beroep te verwerpen. De advocaat van Aanleg heeft gereageerd op deze conclusie, maar de Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eisers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van Dille & Kamille op nihil zijn begroot. Deze uitspraak benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en het handhaven van de rechtszekerheid in huurgeschillen.