ECLI:NL:HR:2013:BX4284
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het belanghebbend zijn in een beklagprocedure inzake inbeslagneming van een medisch dossier
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure die is ingesteld door klager, die ervan wordt verdacht zijn dochter te hebben mishandeld. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C. Wendenburg, heeft een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagneming van het medisch dossier van zijn dochter, dat onder het verschoningsrecht van de behandelend arts valt. De Rechtbank Dordrecht had in een eerdere beschikking geoordeeld dat de klager als belanghebbende kon worden aangemerkt in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, omdat de inbeslaggenomen stukken een cruciale rol konden spelen in de strafzaak tegen hem.
De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak herhaald, waarin werd vastgesteld dat alleen de verschoningsgerechtigde zelf in een beklagprocedure kan worden aangemerkt als belanghebbende. Dit betekent dat de klager, die niet de behandelend arts is, niet als belanghebbende kan worden beschouwd in deze procedure. De Hoge Raad vernietigt daarom de beschikking van de Rechtbank en verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
De uitspraak benadrukt het belang van het verschoningsrecht en de bescherming van medische gegevens, vooral in situaties waarin de belangen van minderjarigen en hun ouders op het spel staan. De Hoge Raad stelt dat het aan de verschoningsgerechtigde is om te bepalen of de inbeslaggenomen gegevens onder zijn verschoningsrecht vallen, en dat dit standpunt gerespecteerd moet worden door de betrokken functionarissen, tenzij er geen redelijke twijfel over bestaat dat dit standpunt onjuist is. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in raadkamer en openbaar uitgesproken op 12 februari 2013.