ECLI:NL:HR:2013:BX4284

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02525 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het belanghebbend zijn in een beklagprocedure inzake inbeslagneming van een medisch dossier

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure die is ingesteld door klager, die ervan wordt verdacht zijn dochter te hebben mishandeld. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C. Wendenburg, heeft een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagneming van het medisch dossier van zijn dochter, dat onder het verschoningsrecht van de behandelend arts valt. De Rechtbank Dordrecht had in een eerdere beschikking geoordeeld dat de klager als belanghebbende kon worden aangemerkt in de zin van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, omdat de inbeslaggenomen stukken een cruciale rol konden spelen in de strafzaak tegen hem.

De Hoge Raad heeft echter ambtshalve de relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak herhaald, waarin werd vastgesteld dat alleen de verschoningsgerechtigde zelf in een beklagprocedure kan worden aangemerkt als belanghebbende. Dit betekent dat de klager, die niet de behandelend arts is, niet als belanghebbende kan worden beschouwd in deze procedure. De Hoge Raad vernietigt daarom de beschikking van de Rechtbank en verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.

De uitspraak benadrukt het belang van het verschoningsrecht en de bescherming van medische gegevens, vooral in situaties waarin de belangen van minderjarigen en hun ouders op het spel staan. De Hoge Raad stelt dat het aan de verschoningsgerechtigde is om te bepalen of de inbeslaggenomen gegevens onder zijn verschoningsrecht vallen, en dat dit standpunt gerespecteerd moet worden door de betrokken functionarissen, tenzij er geen redelijke twijfel over bestaat dat dit standpunt onjuist is. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in raadkamer en openbaar uitgesproken op 12 februari 2013.

Uitspraak

12 februari 2013
Strafkamer
nr. S 11/02525 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Dordrecht van 24 mei 2011, nummer 11/510300-08, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. C. Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Ambtshalve beoordeling van de bestreden beschikking
2.1. Het namens de klager ingediende klaagschrift heeft betrekking op de inbeslagneming van een medisch dossier betreffende de geneeskundige behandeling in [A], onderdeel van [B] (hierna: [B]) van een destijds driejarige dochter van de klager (hierna: het kind).
2.2. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De klager en zijn ex-echtgenote worden ervan verdacht het kind te hebben mishandeld.
(ii) Het medisch dossier van het kind, waarvan de inhoud is onderworpen aan het verschoningsrecht van de behandelend arts, namens wie in verband met de inbeslagneming van het dossier [B] (mede) is opgetreden als gemachtigde, is op grond van een op art. 105 Sv gebaseerd bevel tot uitlevering van de Rechter-Commissaris door [B] in een verzegelde enveloppe overgedragen aan de Officier van Justitie.
(iii) [B] heeft zich niet met een klaagschrift tegen de inbeslagneming van het medisch dossier verzet.
2.3. Het klaagschrift strekt ertoe dat de inbeslagneming onrechtmatig zal worden verklaard, en de Officier van Justitie zal worden verboden van het medisch dossier kennis te nemen, dat dossier te gebruiken of te verspreiden, met last tot vernietiging van het dossier of teruggave daarvan aan [B].
2.4. Met betrekking tot de vraag of de klager als belanghebbende in de zin van art. 552a Sv kan worden aangemerkt, houdt het klaagschrift in:
"(10) Klager is belanghebbende aangezien de officier van justitie onmiskenbaar de bedoeling heeft om, indien mogelijk, gegevens uit het medisch dossier van [het kind] in te brengen in de tegen hem aanhangige strafzaak. Klager is van mening dat hij tevens een rechtens te respecteren belang heeft bij het ongerept blijven van het medisch geheim van [het kind]. Bij minderjarigen is het niet alleen in het belang van de minderjarige zelf, maar ook van diens ouders dat zij zich zonder vrees voor onthulling van door hen te verstrekken gegevens om hulp kunnen wenden tot een medicus."
In het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer is dienaangaande als mededeling van de raadsvrouwe van de klager vermeld:
"In onderhavige zaak gaat het niet over klager in de rol van wettelijk vertegenwoordiger van [het kind] maar over het strafvorderlijk belang dat klager heeft nu de officier van justitie de medische gegevens wellicht in wil brengen in zijn strafzaak. Het gaat daarom om een algemeen maatschappelijk belang en niet om het belang van de geheimhouder. Het gaat om het maatschappelijk belang dat ouders zich vrijelijk tot een geheimhouder kunnen wenden en het medisch geheim bewaard blijft."
2.5. In de bestreden beschikking heeft de Rechtbank de vraag of de klager belanghebbende is in de zin van art. 552a Sv bevestigend beantwoord:
"Klager is verdachte in een strafzaak waarin de inbeslaggenomen stukken een (cruciale) rol kunnen gaan spelen en kan derhalve als belanghebbende in de zin van art. 552a van het Wetboek van Strafvordering worden aangemerkt."
2.6. Het is in beginsel aan de verschoningsgerechtigde om te bepalen of een inbeslaggenomen voorwerp gegevens bevat die onder zijn verschoningsrecht vallen. Diens standpunt daaromtrent dient door de bij het voorbereidend onderzoek betrokken functionarissen te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is (vgl. HR 29 juni 2004, LJN AO5070, NJ 2005/273). Hieruit volgt dat alleen de verschoningsgerechtigde zelf in een beklagprocedure als de onderhavige waarin het verschoningsrecht in het geding is, kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 552a Sv.
2.7. De Rechtbank had derhalve behoren te oordelen dat de klager niet als belanghebbende in de zin van art. 552a Sv kon worden aangemerkt en had hem deswege niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag. De Hoge Raad zal doen wat de Rechtbank had behoren te doen.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, de middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verklaart de klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, J. Wortel en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 februari 2013.