ECLI:NL:HR:2013:BX4439
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsuitsluiting bij vormverzuim in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 100.800,00, dat door de politie was aangetroffen tijdens een doorzoeking van zijn auto. Het Hof had de verdachte vrijgesproken, omdat het niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De doorzoeking van de auto was uitgevoerd op basis van artikel 55b van het Wetboek van Strafvordering, maar het Hof oordeelde dat deze doorzoeking onrechtmatig was, omdat de verdachte niet in de gelegenheid was gesteld om zich te legitimeren voordat de doorzoeking plaatsvond. Dit vormverzuim leidde volgens het Hof tot bewijsuitsluiting van het aangetroffen geldbedrag.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd dat er sprake was van een vormverzuim, maar oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom dit vormverzuim moest leiden tot bewijsuitsluiting. De Hoge Raad benadrukte dat bij de beoordeling van de rechtsgevolgen van een vormverzuim rekening moet worden gehouden met verschillende factoren, zoals het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe beoordeling van de zaak op basis van het bestaande hoger beroep.