ECLI:NL:HR:2013:BY1879
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- M.A. Loth
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Cassatie inzake kinderalimentatie en draagkracht onderhoudsplichtige vader
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 januari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende kinderalimentatie. De moeder, verzoekster tot cassatie, had beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waarin de draagkracht van de onderhoudsplichtige vader werd vastgesteld. De vader, verweerder in cassatie, had verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het cassatieberoep, dan wel het beroep te verwerpen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Dordrecht en het gerechtshof, die aan de zaak ten grondslag lagen.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het beroep, werd door de Hoge Raad gevolgd.
De beschikking van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de vaststelling van de draagkracht van onderhoudsplichtigen in alimentatiezaken, en benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling en rechtseenheid in Nederland.