2.2.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2011 heeft de raadsman aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
"PRIMAIR
7.
Zoals reeds in het aanhoudingsverzoek van 23 november 2010 opgemerkt, ligt er een NFI-rapport, waarin sprake is van ooit afgenomen wangslijmvlies waarvan het DNA op 22 mei 2008 in de DNA-databank zou zijn gestopt. Het zou gaan om een verkrachtingszaak met het parketnummer 05/900329-08. Een blik op het strafblad leert echter dat die zaak daarop helemaal niet voorkomt; de dag voor de zitting van 23 november 2010 heb ik een medewerker van de strafgriffie van de rechtbank te Arnhem gebeld en die gaf aan 'dat onder dat parketnummer geen zaak en dus geen verdachte bekend is'. Gelet op de omstandigheid dat mijn cliënt niet bevestigt dat van hem ooit wangslijmvlies is afgenomen voor 22 mei 2008, moet hier dus secuur naar gekeken worden. Uw College heeft op de zitting van 23 november 2010 nader onderzoek gelast naar de herkomst van het DNA-materiaal van cliënt in de DNA-databank. Bij de verdediging is op 16 augustus 2011 ingekomen een brief van het ressortsparket ontvangen waarbij als bijlage zit een uitdraai van een brief van 24 juli 2008 van Officier van Justitie mr. I. Muller aan het NFI waarin - kortweg samengevat - staat vermeld dat de officier van justitie op 17 maart 2008 in de zaak met het parketnummer 05/900329-08 het NFI heeft verzocht een DNA-profiel te laten bepalen en dit te vergelijken met de profielen aanwezig in de DNA-databank en dat [verdachte] op 24 juli 2008 niet langer aangemerkt wordt als verdachte van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dat de officier van justitie het NFI verzoekt het DNA-profiel en de bijbehorende gegevens uit de databank te verwijderen en het celmateriaal en het afschrift van het verslag DNA-onderzoek te vernietigen. Dit brengt mij tot de volgende opmerkingen:
a) Uit deze brief en het mij beschikbare dossier blijkt niet of er ooit door enige officier van justitie een bevel afname is - en conform de wet kón worden - gegeven, althans blijkt nog steeds niet op grond waarvan een bevel DNA-afname is gegeven. Het zou zoals gezegd gaan om een verkrachtingszaak. Bepaald relevant is dat niet valt na te gaan of er destijds sprake was van de conform artikel 151b Sv vereiste ernstige bezwaren tegen cliënt op grond waarvan een dergelijk bevel kon worden afgegeven. Dit klemt temeer nu uit de brief van de OvJ blijkt dat cliënt op een gegeven moment niet langer als verdachte kon worden aangemerkt.
b) Verder: onduidelijk is op welke gronden cliënt niet langer als verdachte kon worden aangemerkt in de verkrachtingszaak. Het zou bijvoorbeeld verband kunnen houden met het feit dat zijn DNA niet matchte met sporen aangetroffen bij de aangever/aangeefster in de verkrachtingszaak. Zou dat het geval zijn, dan is de vraag wanneer dat DNA-vergelijkingsonderzoek door het NFI heeft plaatsgevonden en wanneer de uitkomst van dat onderzoek bekend is geworden bij de officier van justitie.
c) De afname van het wangslijmvlies, de bewaring ervan, de verzending ervan en het onderzoek ernaar is met strikte waarborgen omgeven. Het dossier bevat nog steeds niets dat het de verdediging mogelijk maakt om na te gaan of die waarborgen wel zijn nageleefd.
Gelet op het voorgaande en gelet op met name het gebrek aan informatie over de gang van zaken in het oude verkrachtingsdossier, is er immer nog onvoldoende duidelijkheid over de vraag of het DNA van cliënt - ten tijde van het vergelijkingsonderzoek in onderhavige zaak - rechtmatig in de databank terecht was gekomen dan wel of het zich nog op het moment van het vergelijkend onderzoek nog rechtmatig in de DNA-databank bevond. Bij de hiervoor geschetste stand van zaken meen ik dat de thans voorliggende NFI-rapportage onvoldoende deugdelijk is om een bewezenverklaring mede op te kunnen stoelen. Immers er bestaan serieuze vragen met betrekking tot de rechtmatigheid van de verkrijging en voorts bestaan er redelijke twijfels ten aanzien van de betrouwbaarheid van de inhoud van het rapport, bijzonderlijk voor wat betreft hetgeen daarin is opgenomen met betrekking tot de bevindingen inzake het wangslijmvlies. De resultaten van het DNA-onderzoeken dienen derhalve te worden uitgesloten van de bewijsvoering. Nu een bewezenverklaring niet op andere bewijsmiddelen kan worden gestoeld dient cliënt te worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 5.