2.2. Het Hof heeft de verdachte ter zake van het aldus bewezenverklaarde feit ontslagen van alle rechtsvervolging, en daartoe overwogen zoals in de conclusie van de Advocaat-Generaal weergegeven onder 3.3, en onder 3.4 door hem als volgt samengevat, voor zover thans van belang:
"Verdachte, die als onderzoeksjournalist regelmatig maatschappelijke problemen onder de aandacht tracht te brengen, heeft bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten geen ander oogmerk gehad dan om langs journalistieke weg een maatschappelijke misstand publiekelijk aan de orde te stellen en het plegen van de feiten hangt voldoende samen met het onderbouwen en verifiëren van die misstand.
De vervolging wordt daarom aangemerkt als een beperking van het door art. 10 EVRM beschermde recht van journalisten om informatie over onderwerpen van algemeen belang te verspreiden, als zij te goeder trouw en op basis van een accurate feitelijke basis handelen en betrouwbare en precieze informatie geven overeenkomstig de journalistieke ethiek. Het hof baseert dit onder meer op het arrest Fressoz en Roire tegen Frankrijk, met dien verstande dat het in die zaak ging om strafbare feiten die de betrokken journalisten niet actief maar passief hadden gepleegd.
Art. 10 lid 2 EVRM laat beperking van het recht op vrije meningsuiting toe, mits dit bij wet is voorzien en noodzakelijk in een democratische samenleving is ter bescherming van de in lid 2 genoemde belangen, waaronder het voorkomen van strafbare feiten en het beschermen van de rechten van anderen. Op grond van de jurisprudentie van het EHRM is voor een dergelijke beperking vereist dat daarvoor een "pressing social need" bestaat en dat zij "relevant and sufficient" is en "proportionate to the legitimate aims pursued". De onderhavige vervolging is bij wet voorzien - in artt. 225 en 461 Sr - en strekt ertoe strafbare feiten te voorkomen en de rechten van anderen te beschermen. Rijst de vraag of de beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving.
De kwestie die verdachte aan de orde heeft gesteld is maatschappelijk van belang. Verdachte heeft immers voldoende aangetoond dat gebreken in de beveiliging op Schiphol-Oost een veiligheidsrisico vormen dat zich zou kunnen uitstrekken tot Schiphol-Centrum. In de uitzendingen heeft hij dit aan de hand van de slechte toegangscontrole en de kwetsbaarheid van het regeringsvliegtuig willen aantonen en naar aanleiding van de uitzendingen is de beveiliging op Schiphol-Oost aangescherpt.
Aangaande de zorgvuldigheid waarmee het onderzoek is uitgevoerd en de uitzending is samengesteld heeft hof verschillende punten van kritiek. Die wegen volgens het hof echter niet zo zwaar dat zij een beroep op de bescherming van art. 10 EVRM doorkruisen. Over het geheel bezien heeft verdachte voldoende betrouwbare en precieze informatie gegeven met inachtneming van journalistieke normen.
Er bestond voor verdachte redelijkerwijs geen andere methode om zonder daarbij anderen te betrekken het vermeende beveiligingslek op Schiphol-Oost aan de kaak te stellen. Ten opzichte van dat maatschappelijk belang blijft het vervalsen van een KLM-pas en het zich bevinden op verboden terrein binnen de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit, ook omdat van de valse passen zeer beperkt gebruik is gemaakt. Voor het hof maakt het hierbij geen verschil dat verdachte actief strafbaar heeft gehandeld en niet 'slechts' heeft geprofiteerd van een door een ander gepleegd feit."