2.3. Het Hof heeft omtrent het namens de verdachte gedane beroep op art. 31 Vluchtelingenverdrag het volgende overwogen en beslist:
"Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat aan vluchtelingen strafsancties worden opgelegd voor illegale binnenkomst of verblijf indien deze overtreding redelijkerwijs nodig is om een veilig land van toevlucht te kunnen bereiken. De bepaling is ingegeven door het feit dat het voor vluchtelingen vaak uiterst moeilijk of zelfs onmogelijk is om op legale wijze toegang te verkrijgen tot een veilig land, terwijl een vluchteling een veilig land binnen moet zijn voordat hij aanspraak kan maken op de bescherming van het Vluchtelingenverdrag. De opstellers van het verdrag waren van oordeel dat het opleggen van strafsancties aan vluchtelingen die genoodzaakt zijn om zich bij hun vlucht illegaal toegang te verschaffen tot een veilig land, niet gerechtvaardigd is.
Artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag heeft rechtstreekse werking. Het kan een vervolgingsbeletsel opleveren voor het openbaar ministerie indien de verdachte voldoet aan de in deze bepaling gestelde voorwaarden. Om te beoordelen of verdachte deze bescherming toekomt moet zijn voldaan aan de volgende voorwaarden: (1) hij is een vluchteling, (2) hij moet rechtstreeks komen van een grondgebied waar zijn leven of vrijheid in de zin van artikel 1 van het Vluchtelingenverdrag werd bedreigd en (3) hij moet zich onverwijld bij de autoriteiten melden en deze overtuigen, dat hij een geldige reden heeft voor zijn onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatige aanwezigheid.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting zijn het hof de volgende feiten en omstandigheden gebleken.
Op 15 april 2009 omstreeks 11.45 uur hebben twee wachtmeesters van de Koninklijke Marechaussee op de luchthaven Eindhoven Airport bij de controle van reizigers die met het vliegtuig waren aangekomen uit Pisa, verdachte gevraagd om zijn paspoort. Verdachte toonde hun vervolgens een vreemdelingenpaspoort van Italië voorzien van nummer [001] ten name van [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] met een pasfoto waarop een persoon stond afgebeeld die geen gelijkenis vertoonde met verdachte. Daarop hebben zij verdachte aangehouden.
Bij het verhoor voor inverzekeringstelling heeft verdachte eerst gezegd dat het wel een paspoort van hem is en dat hij niet lijkt op de foto op dat paspoort omdat mensen nu eenmaal kunnen veranderen.
Daarna heeft hij in zijn verhoor van 15 april 2009 omstreeks 15.56 uur gezegd dat hij diegene is die in het paspoort staat vermeld, dat hij in Sicilië woont en toerist is, dat het zijn paspoort is, dat de verbalisanten het paspoort moeten teruggeven en hem moeten laten gaan en dat hij niet wil blijven.
Pas op 16 april 2009 als verbalisanten hem confronteren met de bevindingen van bureau ECID (te weten dat aan het paspoort geen kenmerken van valsheid of vervalsing zijn aangetroffen, maar dat de verdachte geen gelijkenis vertoonde met de pasfoto in het paspoort) vermeldt hij zijn echte naam en zegt hij dat hij het paspoort in Italië heeft gekregen van degene die de reis begeleidde. Pas tijdens dat verhoor heeft verdachte verklaard dat hij asiel wil aanvragen, alsmede dat hij een vrouw heeft en zes kinderen en dat deze in Somalië verblijven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verklaard dat hij zijn kinderen heeft verloren en na confrontatie met hetgeen hij op 16 april 2008 tegen de politie heeft verklaard, dat hij één kind heeft verloren. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat bezwaarlijk kan worden gesteld dat verdachte zich onverwijld tot de Nederlandse autoriteiten heeft gewend voor het aanvragen van asiel. Hij is integendeel in zijn eerste contacten met de Nederlandse autoriteiten begonnen met een leugenachtig verhaal en heeft enige tijd volgehouden dat hij als toerist naar Nederland was gekomen, dat hij zijn paspoort terug wilde en dat hij niet wilde blijven. Reeds hierom komt verdachte de bescherming van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag niet toe.
Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie wordt verworpen."