en B. "Het hof is van oordeel dat het plan om een overval te gaan plegen al vóór 11 september 2010 is ontstaan en zij overweegt daartoe het volgende.
Naar aanleiding van een overval op 30 juli 2010 is er getapt op het telefoonnummer van [medeverdachte].
In een telefoongesprek van 10 september 2010 gevoerd op 18:17:18 uur tussen [medeverdachte] en [betrokkene 1] wordt onder andere het volgende besproken:
'- NN man 1 ([betrokkene 1]): Onthoud dat je moet kijken naar dat ding van de 'tapijt' en die ene man zodat...
- NN man 2 ([medeverdachte]): Precies.
- NN man 1: Zodat we die band van de hond kunnen afpakken.
- NN man 2: Ik blijf sowieso boven op hem, ik blijf boven op hem je weet wel.
- NN man 1: Hij loopt ook nog met die touw dat je aan hem gegeven hebt he?
- NN man 2: Ja, hij heeft een andere, hij heeft het niet meer. Hij zei steeds tegen mij: 'die touw doet niets, het is een stom ding, je hebt mij geflest je bent een klootzak, dat ding is niet goed. Ik ben er mee gaan schieten en dat ding breekt niet eens glas'. Ik zei tegen hem: 'laat mij het dan op jou testen'. Begrijp je? Hij zei tegen mij: 'Nee, je hebt mij rotzooi verkocht, dat stomme ding is een signaalpistool'.'
In dit gesprek wordt tevens afgesproken dat [betrokkene 1] de dag daarna met [betrokkene 2] en [betrokkene 5] naar [medeverdachte] zal komen.
Het hof stelt vast dat [betrokkene 2] bij voornoemd gesprek aanwezig is geweest. In de vertaling van het tapgesprek valt namelijk te lezen dat 'Charlie' bij NN man 1, [betrokkene 1], staat. [betrokkene 2] neemt ook nog deel aan het telefoongesprek.
[Medeverdachte] en verdachte hebben verklaard dat zij echt spraken over een hond en zijn bandje. Het hof acht deze verklaringen niet geloofwaardig en gaat er vanuit dat in voornoemd gesprek met 'de hond' een man wordt bedoeld waaraan [medeverdachte] in het verleden een wapen heeft verkocht, 'die touw', en dat de bedoeling is om 'de band van de hond af te pakken'. Het hof is van oordeel dat hiermee de ketting van een man wordt bedoeld.
(...)
Het hof neemt op basis van het voorgaande aan dat [medeverdachte] en [betrokkene 1] de initiatoren zijn geweest van de overval op [betrokkene 3]. Zij hebben de overval gepland en een actieve rol in de voorfase van de overval gespeeld. Ten tijde van de overval waren zij op enige afstand aanwezig en hebben zich niet gedistantieerd.
[Betrokkene 2] en verdachte waren de uitvoerders. [Betrokkene 2] legt hierover heldere, geloofwaardige verklaringen af. Verdachte ontkent enige betrokkenheid. Het hof acht echter bewezen dat verdachte wel degelijk een uitvoerende rol op zich heeft genomen en overweegt daartoe het volgende. Bij haar aangifte geeft [betrokkene 3] een signalement van de twee overvallers. [Betrokkene 2] heeft verklaard dat hij de rustige overvaller is geweest en verdachte de andere. Uit de diverse verklaringen van [betrokkene 2] komt duidelijk naar voren dat verdachte de tweede overvaller is geweest. Daarnaast heeft [betrokkene 1] een belastende verklaring over de aanwezigheid van verdachte afgelegd. Volgens hem is verdachte met [betrokkene 2] vertrokken na het gesprek over de overval en nadat [medeverdachte] het huis van [betrokkene 6] aan hen had aangewezen. Na enige tijd is hij samen met [betrokkene 2] in de auto teruggekomen.
Het hof is op grond van bovenstaande van oordeel dat aan de vereisten voor medeplegen is voldaan. Er is namelijk sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de diverse plegers van de overval. Zij hebben willens en wetens, dus met opzet, samengewerkt tot het verrichten van de overval.
Het primair tenlastegelegde feit, het medeplegen van diefstal in vereniging met geweld, acht het hof wettig en overtuigend bewezen."