ECLI:NL:HR:2013:BY6313
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Schadevordering wegens toerekenbaar tekortschieten door bank in effectenportefeuille met vrijwaringsverklaring
In deze zaak gaat het om een schadevordering van [eiser] tegen Staalbankiers N.V. wegens toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van de zorgplicht met betrekking tot een effectenportefeuille. [Eiser], werkzaam als beleggingsadviseur in Londen, had in 1998 zijn effectenportefeuille overgebracht naar Staalbankiers, die op basis van 'execution only' beleggingstransacties zou uitvoeren. In 2001 werd [eiser] door Staalbankiers gewezen op een dekkingstekort van circa ƒ 400.000,--. Ondanks herhaalde verzoeken om het tekort op te heffen, heeft Staalbankiers in juli 2002 overgegaan tot gedeeltelijke liquidatie van de portefeuille, wat leidde tot de beëindiging van de relatie in 2004.
In de procedure vorderde [eiser] onder meer de nietigheid van een vrijwaringsverklaring die hij in 2002 had ondertekend, waarin hij afstand deed van claims met betrekking tot zijn portefeuille. De Hoge Raad oordeelde dat de vrijwaringsverklaring niet in strijd was met dwingendrechtelijke voorschriften en dat [eiser] afstand kon doen van vorderingen die voortvloeien uit het niet naleven van deze voorschriften in het verleden. De Hoge Raad verwierp het principale cassatieberoep en veroordeelde [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.