ECLI:NL:HR:2013:BY6760

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/00516
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordelingen in vrijwaringszaken en de gevolgen voor de hoofdzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 12/00516. De zaak betreft proceskostenveroordelingen in vrijwaringszaken en de vraag of deze kosten kunnen worden doorgeschoven naar de in het ongelijk gestelde partij in de hoofdzaak. De eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 september 2011, dat de vorderingen van de eisers had afgewezen. De rechtbank had eerder in eerste aanleg de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van de vrijwaringszaak. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die tot gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het hof strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen grond bestaat voor het doorschuiven van de proceskosten van de vrijwaringszaak naar de hoofdzaak, zoals eerder is vastgesteld in een arrest van 28 oktober 2011. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd voor zover het de bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank betreft en heeft de kostenveroordeling in cassatie aan de zijde van de eisers vastgesteld op € 451,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Dit arrest benadrukt de scheiding tussen proceskosten in vrijwaringszaken en de hoofdzaak, en bevestigt dat de afwijzing van vorderingen in de hoofdzaak niet automatisch leidt tot een veroordeling in de proceskosten van de vrijwaringszaak.

Uitspraak

1 maart 2013
Eerste Kamer
12/00516
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 154014 / HA ZA 07-252 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 mei 2007, 2 april 2008, 16 april 2008 (herstelvonnis) en 12 november 2008;
b. het arrest in de zaak HD 200.025.607 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 september 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 september 2011 en afdoening als onder 2.5 vermeld in de conclusie en voor het overige tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van [eiser] c.s. afgewezen. Om die reden heeft de rechtbank eveneens in de vrijwaringszaak die [verweerder] c.s. tegen [A] B.V. hadden aangespannen, en in de (onder)vrijwaringszaak die [A] B.V. op haar beurt weer had aangespannen tegen [B] B.V., de vorderingen afgewezen, telkens met veroordeling van de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding. In de hoofdzaak heeft de rechtbank [eiser] c.s. mede veroordeeld in (i) de voor rekening van [verweerder] c.s. komende kosten van de door haar begonnen vrijwaringszaak en (ii) de voor rekening van [A] B.V. komende kosten van de door haar begonnen (onder)vrijwaringszaak. [Eiser] c.s. hebben in hun hoger beroep onder meer tegen deze veroordeling een grief gericht, waarbij zij hebben aangevoerd dat deze onterecht is, nu daarvoor, kort gezegd, geen grond bestaat (grief 11).
3.2 Het hof heeft de afwijzing door de rechtbank van de vorderingen van [eiser] c.s. onderschreven. Op grond daarvan heeft het hof geoordeeld dat onder meer grief 11 faalt (rov. 16 van zijn arrest) en heeft het vervolgens het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
3.3 Onderdeel 2.1.1 klaagt terecht onder verwijzing naar het - na het arrest van het hof gewezen - arrest HR 28 oktober 2011, LJN BQ6079, NJ 2012/213, dat het hof aldus blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. Zoals de Hoge Raad in genoemd arrest heeft beslist, bestaat geen grond voor het doorschuiven van de proceskosten van de vrijwaringszaak naar de hoofdzaak. De afwijzing van de vorderingen in de hoofdzaak kan dan ook niet leiden tot een veroordeling in de proceskosten van de vrijwaringszaak.
3.4 De overige klachten van het middel kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.5 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Uit het in 3.3 overwogene volgt dat grief 11 van [eiser] c.s. gegrond is. De Hoge Raad begrijpt het vonnis van de rechtbank aldus dat [eiser] c.s. daarin niet alleen zijn veroordeeld in de voor rekening van [verweerder] c.s. komende kosten van de door haar begonnen vrijwaringszaak, maar ook in de voor rekening van [verweerder] c.s. komende kosten van [A] B.V. in de ondervrijwaringszaak (3.8, 4.4 en 4.7 van het vonnis van de rechtbank). Gelet op de gegrondheid van grief 11 kan geen van beide veroordelingen in stand blijven.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 september 2011, maar uitsluitend voor zover daarin in de hoofdzaak het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 november 2008 is bekrachtigd;
vernietigt het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 november 2008, maar uitsluitend voor zover [eiser] c.s. daarin onder 4.3 en 4.4 zijn veroordeeld in de voor rekening van [verweerder] c.s. en [A] B.V. komende kosten van de zaken in vrijwaring en ondervrijwaring;
bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
veroordeelt [verweerder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] c.s. begroot op € 451,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 1 maart 2013.