ECLI:NL:HR:2013:BY6760
Hoge Raad
- Cassatie
- C.A. Streefkerk
- C.E. Drion
- G. Snijders
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordelingen in vrijwaringszaken en de gevolgen voor de hoofdzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 12/00516. De zaak betreft proceskostenveroordelingen in vrijwaringszaken en de vraag of deze kosten kunnen worden doorgeschoven naar de in het ongelijk gestelde partij in de hoofdzaak. De eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 september 2011, dat de vorderingen van de eisers had afgewezen. De rechtbank had eerder in eerste aanleg de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de kosten van de vrijwaringszaak. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die tot gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het hof strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen grond bestaat voor het doorschuiven van de proceskosten van de vrijwaringszaak naar de hoofdzaak, zoals eerder is vastgesteld in een arrest van 28 oktober 2011. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd voor zover het de bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank betreft en heeft de kostenveroordeling in cassatie aan de zijde van de eisers vastgesteld op € 451,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. Dit arrest benadrukt de scheiding tussen proceskosten in vrijwaringszaken en de hoofdzaak, en bevestigt dat de afwijzing van vorderingen in de hoofdzaak niet automatisch leidt tot een veroordeling in de proceskosten van de vrijwaringszaak.