ECLI:NL:HR:2013:BY8286
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst bedrijfsruimte wegens onvoorziene omstandigheden; afwijzing vordering tot schadeloosstelling huurder
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de ontbinding van een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte. De eisers, De Pompernickel V.O.F. en anderen, hadden beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, die de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst hadden bekrachtigd. De eisers stelden dat de omstandigheden die tot de ontbinding leidden onvoorzien waren en dat zij recht hadden op schadeloosstelling. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eisers niet konden leiden tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwierp het principale beroep en oordeelde dat het voorwaardelijk incidentele beroep van Laurentius niet aan de orde kwam. Tevens werd De Pompernickel c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Laurentius waren begroot op € 781,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.