ECLI:NL:HR:2013:BY8311

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/01808
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een bevel gegeven door politieambtenaren in het kader van straatprostitutie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1968, was beschuldigd van opzettelijk niet voldoen aan een vordering van politieambtenaren, gedaan krachtens artikel 3:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Venlo. De vordering was gedaan op 10 oktober 2007, toen de verdachte werd aangetroffen op de Kaldenkerkerweg te Venlo, een bekende plek voor straatprostitutie. De politieambtenaren gaven de verdachte de opdracht om zich van deze locatie te verwijderen, maar de verdachte voldeed hier niet aan.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had geoordeeld dat het bevel van de politieambtenaren rechtmatig was gegeven. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak en concludeerde dat het bevel niet voldeed aan de eisen van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat vereist dat een bevel krachtens wettelijk voorschrift moet zijn gegeven. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe beoordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtmatigheid van bevelen gegeven door politieambtenaren en de noodzaak voor rechters om te onderzoeken of dergelijke bevelen zijn gegeven in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften. Dit arrest heeft implicaties voor de handhaving van de APV en de rechten van verdachten in vergelijkbare situaties.

Uitspraak

12 februari 2013
Strafkamer
nr. S 11/01808
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 maart 2011, nummer 20/000875-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad zal volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de verdachte niet heeft voldaan aan een krachtens art. 3:18 APV Venlo gedane vordering.
2.2.1. Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"zij op 10 oktober 2007 in de gemeente Venlo, opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 3:18 APV Venlo, gedaan door [verbalisant 1] hoofdagent van politie en [verbalisant 2] agent van politie, die belast waren met de uitoefening van enig toezicht en belast waren met het opsporen van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaren van haar hadden gevorderd dat verdachte weg moest gaan van de Kaldenkerkerweg en hedenavond en hedennacht niet meer op de Kaldenkerkerweg te komen, geen gevolg gegeven aan die vordering."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van Regiopolitie Limburg Noord, District Venlo, Basiseenheid Venlo-oost/Arcen-Velden, proces-verbaalnummer PL2321/07-132036, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 oktober 2007, ondertekend door [verbalisant 2] (agent) en [verbalisant 1] (hoofdagent) inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisanten en/of een van hen:
Op 10 oktober 2007 waren wij verbalisanten [verbalisant 1 en 2] belast met de districtelijke noodhulp in Venlo. We reden in opvallend dienstvoertuig en waren gekleed in politie-uniform.
Op 10 oktober 2007 omstreeks 20:53 uur, reden wij over de Kaldenkerkerweg te Venlo. Ons verbalisanten is het ambtshalve bekend dat er (harddrugs verslaafde) straatprostituees 'tippelen' op deze weg. De prostituees zoeken contact met passanten en hebben hierna tegen betaling sex met deze 'klanten'.
Op genoemde datum, tijd en locatie zagen wij verbalisanten de ons ambtshalve bekende [verdachte] tippelen op de Kaldenkerkerweg te Venlo. Wij verbalisanten hebben [verdachte] een proces-verbaal uitgeschreven voor straatprostitutie. We vorderden [verdachte] weg te gaan van de Kaldenkerkerweg en heden avond en heden nacht niet meer op de Kaldenkerkerweg te komen.
Op 10 oktober 2007 omstreeks 22:30 uur kregen wij verbalisanten de melding van de Regionale Meldkamer Limburg-Noord, te gaan naar de Kaldenkerkerweg te Venlo. Aldaar zou volgens de melder een vrouwspersoon aan het tippelen zijn. Wij verbalisanten begaven ons ter plaatse en troffen daar bovengenoemde [verdachte] aan. Wij zagen dat [verdachte] een bestuurder van een personenauto aan sprak en weg liep van deze personenauto, toen ze ons in het dienstvoertuig aan zag komen rijden. Hierop hebben wij [verdachte] aangesproken en aangehouden in verband met het niet voldoen aan bevel of vordering. [Verdachte] heeft geen gehoor gegeven aan de eerder medegedeelde vordering zich hedenavond/nacht niet meer op de Kaldenkerkerweg te Venlo laten zien.
2. Het ambtsedig proces-verbaal van Regiopolitie Limburg Noord, District Venlo, Basiseenheid Venlo-oost/Arcen-Velden, proces-verbaalnummer PL2321/07-132036, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 januari 2008, ondertekend door [verbalisant 1] (hoofdagent) inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
Verdachte [verdachte] werd als voornoemd op 10 oktober 2007, omstreeks 20:35 uur (het hof begrijpt: 20:53 uur), door mij en mijn collega [verbalisant 2], gevorderd de Kaldenkerkerweg te Venlo te verlaten. Deze vordering geschiedde op grond van artikel 3:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Venlo.
Artikel 3:18 Straatprostitutie (3.2.6)
1. Het is verboden zich op of aan de weg of zichtbaar vanaf de weg door houding, woord, gebaar of op andere wijze, handelingen te verrichten waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze worden verricht om klanten te werven voor prostitutie.
2. (...)
3. (...)
4. Een ambtenaar van politie kan degene die het in het eerste of tweede lid gestelde verbod overtreedt, gelasten zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen.
3. De ter terechtzitting van dit hof afgelegde verklaring van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 16 maart 2011, inhoudende zakelijk weergegeven:
U, jongste raadsheer, vraagt mij of ik mijn verklaring kan toelichten dat ik [verdachte] ambtshalve kende. Ik heb drie jaar als agent in Venlo gewerkt. Ik ben in 2005 in Venlo begonnen met werken en ik ben er eind 2007 gestopt. lk draaide regelmatig prostitutiediensten. De Kaldenkerkerweg is een bekende tippelweg. Dat is dé weg in Venlo om te tippelen. Wij kenden haar ambtshalve omdat zij zich vaak op voornoemde weg bevond.
Voor het incident van 10 oktober 2007 heb ik haar een aantal keren op voornoemde weg gezien. Haar gezicht staat mij nog bij. Ik kende bijna alle prostituees die zich op de Kaldenkerkerweg bevonden. De ontmoetingen vonden vaak plaatsen op een plek die wij onder agenten "de afwerkplek" noemden."
2.2.3. De bestreden uitspraak houdt voorts in:
"Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht."
alsmede:
"Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met de uitoefening van enig toezicht en het opsporen van strafbare feiten."
2.3. De tenlastelegging is toegespitst op art. 184, eerste lid, Sr. Die bepaling eist een "krachtens wettelijk voorschrift gedaan bevel". Van een zodanig bevel kan slechts sprake zijn indien dit bevel is gegeven krachtens een verbindend wettelijk voorschrift en in overeenstemming met een op dat voorschrift berustende bevoegdheid (vgl. HR 11 december 1990, NJ 1991/423). De rechter dient dus te onderzoeken of het in de tenlastelegging genoemde wettelijk voorschrift verbindend is en of het bevel rechtmatig is gegeven, alsmede, indien terzake verweer is gevoerd van dat onderzoek te doen blijken en gemotiveerd op dat verweer te beslissen.
2.4. Het in de tenlastelegging en bewezenverklaring genoemde art. 3:18 van de Algemene plaatselijke verordening Venlo (hierna: APV Venlo) luidt als volgt:
"1. Het is verboden zich op of aan de weg of zichtbaar vanaf de weg door houding, woord, gebaar of op andere wijze, handelingen ter verrichten waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze worden verricht om klanten te werven voor prostitutie.
2. (...)
3. (...)
4. Een ambtenaar van politie kan degene die het in het eerste of tweede lid gestelde verbod overtreedt, gelasten zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen."
2.5. Het Hof heeft blijkens de onder 2.2.2 genoemde bewijsmiddelen vastgesteld dat de (hoofd)agenten van politie [verbalisant 2] en [verbalisant 1] de hen ambtshalve als prostituee bekende verdachte op 10 oktober 2007 omstreeks 20.53 uur zagen tippelen op de Kaldenkerkerweg te Venlo, en haar vervolgens het bevel hebben gegeven "weg te gaan van de Kaldenkerkerweg en hedenavond en hedennacht niet meer op de Kaldenkerkerweg te komen".
Het kennelijke oordeel van het Hof dat dit bevel is gegeven in overeenstemming met de in art. 3:18 APV Venlo aan ambtenaren van politie gegeven bevoegdheid, is, in aanmerking genomen dat art. 3:18, vierde lid, van die APV enkel inhoudt dat een ambtenaar van politie degene die het in het eerste lid gestelde verbod overtreedt kan gelasten zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen, niet begrijpelijk. Het middel klaagt daarover terecht.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 12 februari 2013.