ECLI:NL:HR:2013:BY8985

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03616 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • J.P. Balkema
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 januari 2013 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank Breda, dat op 3 april 2007 was uitgesproken. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.P.R. Peeters, stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat een grond voor herziening kan zijn volgens artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Rechtbank had de aanvrager destijds veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met een gevangenisstraf van twaalf maanden als gevolg.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening gegrond verklaard. De vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, oordeelde dat de stelling van de aanvrager, dat er een persoonsverwisseling had plaatsgevonden, voldoende steun vond in de conclusie van de Advocaat-Generaal. Dit leidde tot de conclusie dat, indien de Rechtbank op de hoogte was geweest van deze persoonsverwisseling, het onderzoek mogelijk tot een vrijspraak van de aanvrager zou hebben geleid.

De Hoge Raad heeft daarom besloten de zaak te verwijzen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en de raadsheren Balkema en Ilsink waren buiten staat om het arrest te ondertekenen. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van nieuwe feiten die de uitkomst van een rechtszaak kunnen beïnvloeden, en bevestigt de mogelijkheid van herziening in strafzaken.

Uitspraak

22 januari 2013
Strafkamer
nr. S 11/03616 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Rechtbank Breda van 3 april 2007, nummer 02/801471-06, ingediend door mr. W.P.R. Peeters, advocaat te Rijsbergen, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Rechtbank heeft de aanvrager ter zake van 1. "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" en 2. "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden.
2. De aanvraag tot herziening
2.1. De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv. In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvraag gegrond zal verklaren en de zaak zal verwijzen naar een gerechtshof, opdat de zaak zal worden berecht en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, (oud) Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvraag
4.1. Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2. Hetgeen door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie is vermeld, geeft steun aan de stelling waarop de aanvraag berust, te weten dat in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening is gevraagd sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
4.3. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Rechtbank, ware deze hiermee bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat hier sprake is van een gegeven als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder c, Sv, zodat de aanvraag gegrond is en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Rechtbank;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 januari 2013.
Mr. Balkema en mr. Ilsink zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.