ECLI:NL:HR:2013:BY9131
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van eerdere uitspraken in het strafrecht
Op 22 januari 2013 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende herziening van eerdere uitspraken in het strafrecht. De aanvragen tot herziening zijn ingediend door een aanvrager, geboren in 1937, en betreffen verschillende eerdere uitspraken van zowel de Rechtbank als het Gerechtshof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat, sinds 1 oktober 2012, een herzieningsaanvraag enkel door een raadsman kan worden ingediend. Dit heeft geleid tot de terugzending van correspondentie die na deze datum is ontvangen van de aanvrager.
De Hoge Raad heeft de aanvragen beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 460 en 465 van het Wetboek van Strafvordering. Het eerste lid van artikel 465 Sv stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van nieuwe, door bescheiden gestaafde gegevens die niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de aanvragen voor een deel niet-ontvankelijk zijn, omdat ze betrekking hebben op uitspraken die geen onherroepelijke veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, Sv bevatten.
De Hoge Raad heeft de aanvragen tot herziening in zijn geheel beoordeeld en vastgesteld dat de gronden die in de aanvragen zijn aangevoerd niet voldoen aan de eisen die gesteld worden voor herziening. De aanvragen zijn daarom afgewezen, met uitzondering van de aanvragen die niet-ontvankelijk zijn verklaard. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor het indienen van herzieningsaanvragen verduidelijkt en de rol van de raadsman in dit proces benadrukt.