ECLI:NL:HR:2013:BY9684
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over gemeenschap van een nalatenschap en vordering op basis van geldlening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen [verweerder] c.s. De zaak betreft een vordering op de voet van artikel 3:171 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in het kader van een gemeenschap van een nalatenschap. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Dordrecht en een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage, waartegen [eiseres] cassatie heeft ingesteld. De advocaat van [eiseres] heeft gereageerd op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel behoeft, gezien artikel 81 lid 1 van de Rechtsvordering, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 365,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.