ECLI:NL:HR:2013:BZ1062

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05028
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van aanhangigheid door niet tijdige inschrijving van de zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiseres, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof te Arnhem. Dit arrest was gewezen op 21 juni 2011 en was aan de Hoge Raad gehecht. De eiseres was vertegenwoordigd door haar advocaat, aanvankelijk mr. P. Garretsen en thans mr. K. Aantjes. De verweerders, ELQ PORTFOLIO 1 B.V. en ELQ HYPOTHEKEN N.V., waren niet verschenen in de procedure. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2010 en 19 januari 2011, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoefde, gezien artikel 81 lid 1 RO. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.

Uitspraak

19 april 2013
Eerste Kamer
11/05028
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. ELQ PORTEFEUILLE 1 B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam-Zuidoost,
2. ELQ HYPOTHEKEN N.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam-Zuidoost,
VERWEERSTERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en ELQ c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 280275/HA ZA 10-95 van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2010 en 19 januari 2011;
b. het arrest in de zaak 200.088.310 van het gerechtshof te Arnhem van 21 juni 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen ELQ c.s. is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ELQ c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 19 april 2013.