ECLI:NL:HR:2013:BZ1363
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- V. van den Brink
- Rechtspraak.nl
Rechtsbijstand en afstand van recht tijdens politieverhoor van jeugdige verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een jeugdige verdachte die op 30 augustus 2010 te Amsterdam samen met anderen goederen heeft gestolen uit een zeecontainer. De verdachte heeft tijdens het politieverhoor een verklaring afgelegd, maar er was discussie over de vraag of hij uitdrukkelijk afstand had gedaan van zijn recht op bijstand van een advocaat tijdens dit verhoor. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de verklaring niet voor het bewijs mocht worden gebruikt, omdat de verdachte geen afstand had gedaan van zijn recht op aanwezigheid van een advocaat, zoals vereist onder de 'Salduzjurisprudentie'. Het Hof oordeelde echter dat de verdachte voorafgaand aan het verhoor overleg had gevoerd met een advocaat en dat hij tijdens het verhoor werd bijgestaan door zijn moeder als vertrouwenspersoon. Bovendien was er geen expliciete wens geuit door de verdachte of zijn advocaat om bijstand van een advocaat te vragen tijdens het verhoor. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat er geen sprake was van een vormverzuim. De Hoge Raad benadrukte dat de verdachte zijn consultatierecht had uitgeoefend en dat er geen inbreuk was gemaakt op de rechtsregels omtrent de bijstand van een advocaat. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, ondanks de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, omdat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht in deze specifieke zaak.