ECLI:NL:HR:2013:BZ1466
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging van kinderalimentatie en de gevolgen van een echtscheidingsconvenant
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De man, die in 2009 gescheiden is van de vrouw, verzocht om een wijziging van de alimentatieverplichting die hij in het echtscheidingsconvenant had vastgelegd. Hij stelde dat zijn draagkracht was verminderd omdat hij inmiddels met een andere vrouw was getrouwd en een nieuw gezin had gevormd. De vrouw verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de bepaling in het convenant ook van toepassing was in het geval de man een nieuw gezin zou stichten.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof de bepaling in het echtscheidingsconvenant correct had geïnterpreteerd. Het hof had geoordeeld dat de man gebonden was aan de afspraken die in het convenant waren gemaakt, en dat zijn verzoek om wijziging van de alimentatie niet toewijsbaar was. De man had niet aangetoond dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden die een herziening van de alimentatie rechtvaardigde, zoals vereist onder artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwierp het beroep van de man, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef.
De uitspraak benadrukt het belang van de afspraken die in een echtscheidingsconvenant zijn vastgelegd en de voorwaarden waaronder een wijziging van alimentatie kan worden aangevraagd. De Hoge Raad bevestigde dat de man niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat dit een wijziging van de alimentatieverplichting rechtvaardigde. De beslissing van het hof werd daarmee bekrachtigd.