ECLI:NL:HR:2013:BZ1520
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die in 1989 is geboren en in voorlopige hechtenis verkeert. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. A.A. Franken en mr. P.T.C. van Kampen. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en deze verminderd tot acht jaren en zes maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de middelen van de verdediging besproken. De eerste drie middelen konden niet tot cassatie leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. Het vierde middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, werd echter gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren moest worden verminderd.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.