ECLI:NL:HR:2013:BZ1520

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/01105
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die in 1989 is geboren en in voorlopige hechtenis verkeert. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door de advocaten mr. A.A. Franken en mr. P.T.C. van Kampen. De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel met betrekking tot de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en deze verminderd tot acht jaren en zes maanden. Het beroep is voor het overige verworpen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de middelen van de verdediging besproken. De eerste drie middelen konden niet tot cassatie leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden. Het vierde middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, werd echter gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren moest worden verminderd.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan. De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.

Uitspraak

19 februari 2013
Strafkamer
nr. S 11/01105
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 februari 2011, nummer 23/006526-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. A.A. Franken en mr. P.T.C. van Kampen, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan door de Hoge Raad en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze acht jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 februari 2013.