ECLI:NL:HR:2013:BZ1704

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 april 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/03835
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in spoedeisende gevallen betreffende minderjarigen met verblijfplaats in het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een eerdere beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft verzoekers, ouders die in het Verenigd Koninkrijk wonen, die in cassatie zijn gegaan tegen de beschikking van het hof. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam en Gooi en Vechtstreek, was de verweerder in deze procedure. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof, die betrekking hebben op beschermingsmaatregelen voor minderjarigen. De ouders hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof van 8 mei 2012, waarin de Raad voor de Kinderbescherming geen verweerschrift heeft ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de klachten van de ouders beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de ouders, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven.

Uitspraak

12 april 2013
Eerste Kamer
12/03835
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [Verzoeker 1],
2. [Verzoekster 2],
beiden wonende in het Verenigd Koninkrijk,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaten: mr. J. Groen en
mr. E.A.M. Brouwers-Bouwman,
t e g e n
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO AMSTERDAM EN GOOI EN VECHTSTREEK,
zetelende te Amsterdam,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de ouders en de Raad.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 489744/11-1244 en 489753/11-1247 van de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2011 en 16 mei 2011;
b. de beschikkingen in de zaak 200.092.712/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 1 november 2011 en 8 mei 2012.
De beschikking van het hof van 8 mei 2012 is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstgemelde beschikking van het hof hebben de ouders beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaten van de ouders hebben bij brief van 1 maart 2013 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 12 april 2013.