ECLI:NL:HR:2013:BZ2190

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/01545
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
  • J. Wortel
  • N. Jörg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de rechtmatigheid van doorzoekingen op basis van CIE-informatie in een strafzaak betreffende wapens en cocaïne

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van wapens en cocaïne. De zaak kwam voor de Hoge Raad na een verwerping van het verweer door het Hof dat de doorzoeking van de woning en de auto van de moeder van de verdachte onrechtmatig zou zijn geweest. De Hoge Raad oordeelde dat de verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie (WWM) op basis van anoniem verstrekte informatie aan de politie kan worden aangenomen. Deze informatie was afkomstig van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) van de Politie Amsterdam - Amstelland en werd als voldoende concreet en specifiek beschouwd om het vermoeden te rechtvaardigen dat er wapens en munitie aanwezig waren, wat leidde tot de doorzoeking.

Uitspraak

5 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/01545
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 4 maart 2011, nummer 21/002495-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel keert zich tegen de verwerping door het Hof van het verweer dat de doorzoeking van de woning en de auto van de moeder van de verdachte onrechtmatig is geweest.
2.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 7 mei 2009 in Bilthoven, gemeente De Bilt, wapens van categorie I, onder 3° en 1° van de Wet wapens en munitie te weten een geluiddemper en een vlindermes, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 7 mei 2009 te Bilthoven, gemeente De Bilt, meer stuks munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meer stuks scherpe volmantel pistoolpatronen, kaliber 6,35 mm, te weten één patroon van het fabrikaat S&B en meer patronen van het fabrikaat SBP, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 7 mei 2009 te Bilthoven, gemeente De Bilt, opzettelijk aanwezig heeft gehad 10,08 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I."
2.3. Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer als volgt samengevat en verworpen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman betoogd dat in het opsporingsonderzoek sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen dient te leiden tot bewijsuitsluiting en vervolgens tot algehele vrijspraak, zoals in eerste aanleg is uitgesproken. Om redenen als vermeld zou bij de politie binnengekomen CIE-informatie onvoldoende zijn geweest voor het ontstaan van "een redelijk vermoeden" als bedoeld in artikel 49 van de Wet wapens en munitie.
(...)
Het hof overweegt hieromtrent dat op grond van het bepaalde in artikel 49 van de Wet wapens en munitie de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking mogen doen.
Volgens het proces-verbaal was er in de maand mei 2009 bij de politie CIE-informatie binnengekomen dat [verdachte] (verdachte), een man van tussen de 20 en 25 jaar oud, in het bezit is van een vuurwapen dat hij thuis bij zijn moeder in Bilthoven zou bewaren. Hij zou van plan zijn om binnenkort "iets" met dit wapen te gaan doen.
Vervolgens is door de politie naar aanleiding van die informatie een nader onderzoek in de politiesystemen ingesteld. Daarin stond geregistreerd:
[Verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats], geëmigreerd sinds 31 oktober 2008.
Door de hulpofficier van justitie werd vervolgens een machtiging tot binnentreden voor de woning [a-straat 1] te [plaats] afgegeven ter inbeslagneming van alle goederen die vallen onder de Wet wapens en munitie. Na langdurig en luid kloppen op de deur en ramen van de woning werd niet gereageerd. Toen de onderruit van de toegangsdeur was geforceerd, verscheen verdachte uit de slaapkamer.
Hoewel naar het oordeel van het hof geldt dat CIE-informatie - indien dit aan de basis ligt van ingrijpende opsporingsbevoegdheden, zoals een doorzoeking - geverifieerd dient te worden, kan CIE-informatie in bijzondere gevallen - als verificatie (bij het ontbreken van verificatiemogelijkheden) niet mogelijk is of (gelet op de inhoud van de CIE-informatie) te tijdrovend is - voldoende zijn om (bijvoorbeeld) gebruik te maken van de in artikel 49 WWM genoemde bevoegdheid. Het hof is van oordeel dat gelet op de inhoud van de CIE-informatie, met name de mededeling dat verdachte in het bezit is van een vuurwapen en van plan zou zijn om binnenkort "iets" met dit wapen te gaan doen voortvarend handelen door de politie geboden was en van verdere verificatiepogingen afgezien kon worden.
Het hof is derhalve van oordeel dat op basis van de CIE-informatie een machtiging tot binnentreden kon worden afgegeven.
(...)
De raadsman heeft voorts betoogd dat de auto van de moeder van verdachte zonder uitdrukkelijke toestemming daartoe niet door de politie had mogen worden doorzocht, nu de machtiging slechts zag op de doorzoeking van de woning en dat op grond hiervan de doorzoeking van de auto onrechtmatig is geweest.
Het hof volgt de raadsman niet in zijn betoog. De CIE-informatie was ook voldoende voor een onderzoek in de auto die zich kennelijk bij de woning bevond waar de verdachte verbleef en in welke woning op het moment van de doorzoeking alleen de verdachte aanwezig was. Op grond van het bepaalde in artikel 51 van de Wet wapens en munitie was voor een doorzoeking van de auto geen expliciete machtiging nodig.
Het doorzoeken van de woning en de auto is mede gelet op de urgentie die met het onderzoek was gemoeid niet onrechtmatig geweest en de door de onderzoekshandelingen verkregen resultaten kunnen bijdragen aan het bewijs van de tenlastegelegde feiten en anders dan de politierechter in eerste aanleg ziet het hof geen reden deze ter zijde te schuiven.
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 7 mei 2009 een geluiddemper en een vlindermes, scherpe volmantel pistoolpatronen, kaliber 6,35 mm, en 10,08 gram cocaïne voorhanden heeft gehad."
2.4. Vooropgesteld moet worden dat verdenking van overtreding van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie. Die informatie was in het onderhavige geval vervat in een melding van de Criminele Inlichtingen Eenheid van de Politie Amsterdam - Amstelland. In 's Hofs overwegingen ligt besloten dat de in die melding vervatte gegevens voldoende concreet en specifiek waren om het in art. 49 WWM bedoelde vermoeden op te leveren op grond waarvan doorzoeking ter inbeslagneming mag worden verricht. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
2.5. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, J. Wortel en N. Jörg, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 5 maart 2013.