ECLI:NL:HR:2013:BZ2937
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- N. Jörg
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die in 2009 door het Gerechtshof was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de opgelegde straf betreft, en tot verlaging van deze straf. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de gevangenisstraf verminderd tot elf jaren en vier maanden.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de middelen van de verdachte onderzocht. De eerste vier middelen konden niet tot cassatie leiden, omdat zij geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling aan de orde stelden. Het vijfde middel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, werd echter gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) was overschreden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf met acht maanden, waardoor de nieuwe straf elf jaren en vier maanden bedraagt.
De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en N. Jörg, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.