2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover in cassatie van belang, voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van beide aan hem tenlastegelegde feiten en daartoe verweren aangevoerd - samengevat weergegeven -:
(...)
ten aanzien van feit 2:
Verdachte was er niet van op de hoogte dat er cocaïne in de door hem bestuurde auto lag en hij heeft deze drugs ook niet zelf in de auto gelegd. Er zijn sterke aanwijzingen dat een ander dan verdachte dat heeft gedaan, te weten [betrokkene 3], een neef van verdachte, die naar alle waarschijnlijkheid ook de valse telefonische melding ten aanzien van verdachte heeft gedaan op 6 november 2009. [Betrokkene 3] heeft bij zijn verklaringen tegenover de politie, en ook bij de rechter-commissaris, valse verklaringen afgelegd ten aanzien van de vraag wie de melding van 6 november 2009 bij de politie heeft gedaan. Ten onrechte heeft hij ontkend dat hij zelf de melder was. Gelet op de leugenachtigheid en onbetrouwbaarheid van [betrokkene 3] is het zeer aannemelijk dat hij het was die de drugs in de auto van verdachte heeft gelegd. [Betrokkene 3] had daarvoor ook een motief omdat verdachte hem in het verleden heeft ontslagen.
Het Hof overweegt als volgt.
(...)
Het hof volgt niet het verweer van verdachte dat er vanuit dient te worden gegaan dat een ander dan verdachte, en wel zijn neef [betrokkene 3], de etui met de wikkels met cocaïne in zijn auto heeft gelegd. Op grond van de jurisprudentie (HR NJ 1987, 493) geldt als hoofdregel dat er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat degene die als enige inzittende over een auto beschikt ervan op de hoogte is welke voorwerpen zich daarin bevinden, tenzij sprake is van aanwijzingen voor het tegendeel. Daarvan is hier geen sprake.
In de eerste plaats heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd ten aanzien van de vraag of er kort voor zijn aanhouding ook nog andere personen in de auto hebben gereden die hij bestuurde (een groene Volkswagen Polo), voordat hij een bezoek aan zijn ouders aflegde aan de [a-straat 1] te Veenendaal. Voorts heeft de zus van verdachte (voor wie de Volkswagen Polo was bestemd) tijdens haar verhoor bij de politie op 15 november 2009 verklaard dat zij op 6 november 2009 met die auto naar de woning van haar ouders in Veenendaal is gegaan en dat haar broer die middag rond 16.00 uur met de Volkswagen Polo is weggereden en dat zij weet dat op het moment dat verdachte die auto meenam de auto helemaal leeg was en er alleen nog autopapieren in de auto lagen.
Verdachte heeft verklaard dat het slot van de auto kapot was en dat zijn neef [betrokkene 3] de drugs dus gemakkelijk in de Volkswagen Polo kon leggen, binnen het korte tijdsbestek dat hij in de woning van zijn ouders was en dat [betrokkene 3] een motief had om dat te doen. Het hof acht deze verklaring van verdachte ook tegen de hierboven genoemde achtergrond van mogelijke onbetrouwbaarheid van [betrokkene 3] en mogelijke bestaande grieven van [betrokkene 3] jegens verdachte in de persoonlijke of zakelijke sfeer, onvoldoende onderbouwd. Daarbij houdt het hof rekening met de omstandigheden dat de hoeveelheid cocaïne die in de auto werd aangetroffen aanzienlijk is geweest, dat de tijdspanne waarbinnen verdachte in de woning van zijn ouders is geweest (tussen ongeveer 15.00 en 16.00 uur) relatief kort is geweest en dat het etui waarin de wikkels met de cocaïne werd aangetroffen voor verdachte in het zicht lag, te weten rechts naast de handrem, in/op het middenconsole, zodat door [betrokkene 3], als hij de cocaïne daar had neergelegd, er niet op kon worden gerekend dat verdachte of een derde de aanwezigheid van het etui, niet terstond na het plaatsnemen in de auto zou hebben bemerkt."