ECLI:NL:HR:2013:BZ2952

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/04545
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van artikel 359.2 Sv en bewijsverweren in drugszaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor het opzettelijk vervoeren en verkopen van cocaïne in de periode van 1 december 2007 tot en met 5 november 2009. De klachten van de verdachte betroffen schending van artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en bewijsverweren. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten feitelijke grondslag misten. De verdachte had cocaïne vervoerd en had deze in zijn auto, een groene Volkswagen Polo, verstopt. De politie had de verdachte op heterdaad betrapt na een melding van een getuige die een bedreiging met een vuurwapen had gezien. Bij de aanhouding van de verdachte werden meerdere mobiele telefoons en een etui met cocaïne aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de drugs door een neef van de verdachte in de auto waren gelegd, maar het Hof oordeelde dat de verdachte als enige inzittende van de auto verantwoordelijk was voor de inhoud ervan. De Hoge Raad bevestigde de bewezenverklaring en de bewijsvoering van het Hof, en verwierp het beroep van de verdachte. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de bestuurder voor de inhoud van de auto en de noodzaak van voldoende bewijs voor alternatieve scenario's.

Uitspraak

5 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/04545
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 7 oktober 2011, nummer 21/000954-10, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover betrekking hebbend op de beslissingen over de tenlastelegging van feit 2 en de strafoplegging en tot verwijzing naar het Gerechtshof Arnhem teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"feit 1:
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2007 tot en met 05 november 2009 te Veenendaal, meermalen, telkens opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2:
hij op 06 november 2009 te Veenendaal opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 36,62 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel om in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet."
2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"1. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1], hoofdagent, en [verbalisant 2], agent, beiden werkzaam bij de politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0950/09-337467, gedateerd 6 november 2009, dossierpagina 19-21, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 6 november 2009 omstreeks 15.20 uur hoorden wij via de regionale meldkamer te Utrecht dat er een eenheid van de politie naar een melding werd gestuurd op de [a-straat] te Veenendaal. Daar zou een getuige hebben gezien dat er iemand werd bedreigd door een persoon met een vuurwapen. Die persoon zou in een groene Volkswagen Polo rijden, met het kenteken [AA-00-BB]. Hij zou een woning op de [a-straat 1] zijn binnengegaan. Wij zijn naar deze melding toegereden om ondersteuning te bieden. Ter plaatse voerden wij overleg met onze collega's [verbalisant 3 en 4]. Wij hoorden van hen dat het volgens de getuige zou gaan om een ruzie in verband met drugs en dat het vuurwapen en de drugs nog in het voertuig zouden liggen en dat het ging om een man die [verdachte] heet. Wij hebben in de buurt van de woning positie ingenomen, evenals onze collega's van twee andere eenheden. Omstreeks 16.05 uur kregen wij door dat voornoemd voertuig met verdachte erin was gaan rijden. Wij zijn achter de verdachte aangereden. Op de Rembrandlaan hebben wij verdachte een stopteken gegeven. Verdachte bracht daarop zijn voertuig tot stilstand. Wij hebben de uitpraatprocedure ingezet. Verdachte stapte onmiddellijk uit zijn auto. Ik, verbalisant [verbalisant 1], herkende de verdachte ambtshalve als zijnde:
[Verdachte], Geboren [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats], Wonende [woonplaats].
Onze collega's hebben bij [verdachte] de handboeien aangelegd. Het voertuig is afgesleept voor onderzoek.
2. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 4], hoofdagent, en [verbalisant 3], beiden hoofdagent van politie Utrecht, opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0950/09-337467, gedateerd 6 november 2009, dossierpagina 22-25, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 6 november 2009 kregen wij rond 15.25 uur een melding dat er een man was bedreigd met een vuurwapen op de [a-straat] te Veenendaal. Er zou een groene Volkswagen Polo met het kenteken [AA-00-BB] bij betrokken zijn die op naam zou staan van [verdachte]. Na telefonisch overleg met de melder van het incident, die ons onder meer meldde dat het zou gaan om een man genaamd [verdachte], dat het vuurwapen vermoedelijk in de groene Volkswagen Polo zou liggen en dat er ter hoogte van het middenconsole in de auto ook een etui met drugs zou liggen, zijn wij de [a-straat] ingereden. Wij zagen de groene Volkswagen Polo staan voor de woning [a-straat 1]. Met de dienstdoende Hulpofficier van Justitie werd afgesproken dat als verdachte zou gaan rijden deze zou worden aangehouden middels een uitpraatprocedure. Onze collega's [verbalisant 2] en [verbalisant 1] hebben verdachte op de Rembrandtlaan een stopteken gegeven. Verdachte is aangehouden. Vervolgens is hij door ons naar de auto geleid. Collega [verbalisant 5] voelde iets hards in de rechterbroekzak van verdachte en haalde hier een blauw met witte Nokia telefoon uit. Verdachte zei dat zijn naam [verdachte] was.
Tijdens de insluitingsfouillering van verdachte zijn er nog drie Nokia mobiele telefoons aangetroffen. Verdachte verklaarde dat de blauw/witte Nokia van zijn vrouw was, de grijze Nokia de telefoon van de zaak, de grijze aluminium Nokia zijn privé-telefoon en de oranje Nokia telefoon zijn Lyca telefoon waarmee hij gratis kon bellen. De telefoons zijn inbeslaggenomen.
3. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 3], beiden hoofdagent van politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0950/09-337378, gedateerd 6 november 2009, dossierpagina 28-29, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 6 november 2009 omstreeks 17.10 hebben wij een personenauto doorzocht die op die datum in beslag werd genomen. Het ging om een groene Volkswagen Polo, met kenteken [AA-00-BB]. Tijdens de doorzoeking troffen wij - onder meer - de hier vermelde voorwerpen aan.
Dashboardkastje:
Nederlands rijbewijs op naam van [verdachte], geboren [geboortedatum] 1981.
Middenconsole:
Rechts naast de handrem een zwart etui vol gevulde zogenoemde wikkels. Ambtshalve is ons bekend dat drugs door dealers op deze wijze wordt verpakt.
Het zwarte etui met inhoud is inbeslaggenomen.
4. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7], buitengewoon opsporingsambtenaar van de politie Utrecht, divisie recherche, opgemaakt proces-verbaal van onderzoek, genummerd PL098T/09-337378, gedateerd 7 november 2009, dossierpagina 30-31, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Proces-verbaal van het onderzoek in verband met inbeslaggenomen op harddrugs gelijkend goed bij de verdachte:
[Verdachte]. Geboren [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats]. Adres: [woonplaats].
Partij 1 had een gewicht van 27.40 gram en zat verpakt in 62 pony-packs. De partij betrof een hoeveelheid wit poeder. Deze partij heb ik getest met de Cocaïne test. De reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van cocaïne, crack of derivaten welke vermeld staan op lijst I van de Opiumwet.
Partij 2 had een gewicht van 9.22 gram en zat verpakt in 4 zakjes. De partij betrof 4 witte brokjes. Deze partij heb ik getest met de Cocaïne test. De reactie gaf een positieve indicatie op de aanwezigheid van cocaïne, crack of derivaten welke vermeld staan op lijst I van de Opiumwet.
(...)
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een door verbalisant [verbalisant 3], hoofdagent van politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming, genummerd PL0950/09-337378, dossierpagina 63-65, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aantal: 1 stuks
Soort: etui.
Kleur: zwart.
Aantal: 1 stuks
Soort: Verdovende middelen
Kleur: wit.
Nog nader te bepalen hoeveelheid verdovende middelen.
Aantal: 1 zak
Soort: verdovende middelen.
Kleur: bruin
Bijzonderheden: klein plastic zakje met bruine harde stof/goed.
Aantal: 1 stuks
Soort: telefoon (GSM)
Merk: Nokia
Kleur: grijs.
Bijzonderheden: zakelijke telefoon van verdachte [verdachte].
6. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 8], buitengewoon opsporingsambtenaar, werkzaam bij politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakt proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van een onderzoek historische verkeersgegevens, genummerd PL0950/09-337378, opgemaakt en gesloten 6 oktober 2010, voor zover inhoudende als verklaring van bevindingen van verbalisant - zakelijk weergegeven - :
Bij de aanhouding van verdachte [verdachte], geboren [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats], zijn een aantal mobiele telefoons aangetroffen, waaronder één mobiele telefoon van het merk Nokia type 2600S. Van deze telefoon verklaarde verdachte dat dit zijn zogenaamde handelstelefoon was. De historische verkeersgegevens behorende bij deze telefoon zijn bij de telecommunicatie-providers gevorderd over de periode 1 september 2009 00.00 tot en met 24 november 2009. In totaal zijn er over de opgevraagde periode 7311 contacten geregistreerd.
(...)
Onder 5:
In de opgevraagde periode heeft tweeëntachtig (82) maal een contact plaatsgevonden met de abonnee/gebruiker van het mobiele nummer [001], genaamd [betrokkene 1], [adres].
(...)
Onder 7:
In de opgevraagde periode heeft honderdachtentwintig (128) maal een contact plaatsgevonden met de abonnee/gebruiker van het mobiele nummer [002] genaamd: [betrokkene 2], [adres].
(...)
7. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 9], brigadier van politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakt proces-verbaal van verhoor, genummerd PL0950/09-337467, gedateerd 14 december 2009, dossierpagina 83-84, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [betrokkene 1], zakelijk weergegeven:
Ik begrijp dat u mij wilt horen over een man die [verdachte] heet en ik begrijp dat u met [verdachte] bedoelt de man waarvan ik weet dat die door de politie is aangehouden. Ik ben ongeveer 2 jaar geleden begonnen met het gebruik van cocaïne. Ik had via via gehoord dat je die cocaïne kon kopen bij ene [verdachte]. Deze [verdachte] is een Marokkaanse man die in een grote auto rijdt, ik dacht een BMW. We spraken dan af op een willekeurige plek in Veenendaal en daar rekende ik met hem af en ontving ik de door mij bestelde cocaïne. Ik gebruikte in de weekenden cocaïne. Ik belde [verdachte] daarvoor op en kocht de ene keer 3 "kwartjes" cocaïne voor het bedrag van 50 euro en dan weer 1 halve gram cocaïne voor het bedrag van 50 euro. Kort geleden ben ik gestopt met het gebruik van cocaïne.
8. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 10], brigadier van politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakt proces-verbaal van verhoor, genummerd PL0950/09-337467, gedateerd 16 december 2009, dossierpagina 87-88, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [betrokkene 2], zakelijk weergegeven:
Ik hoor van u dat ik tussen 1 september 2009 en 6 november 2009 ongeveer 128 keer gebeld heb naar het telefoonnummer 06-[003]. Het nummer dat u mij noemt komt mij bekend voor. Ik sla aan op de laatste 2 cijfers, 20. Ik heb een nummer eindigend op 20 in mijn telefoon opgeslagen gehad, onder de letter X denk ik. Ik belde met dat nummer om drugs te kopen. Ik kocht cocaïne bij hem. Ik kocht meestal voor 20 euro, dat was ongeveer een halve gram per keer. Als ik belde met dat telefoonnummer, kwam er een man met zijn auto voor mijn deur rijden en ging ik naar buiten. Bij de auto werd dan de cocaïne overgedragen. De persoon die mij de spullen kwam brengen heeft verschillende auto's gehad. Hij heeft onder meer een grijze BMW gehad. Ik denk dat ik ongeveer drie maanden van hem cocaïne heb gekocht. Hij had geen Nederlands uiterlijk. Ik heb begrepen dat meneer X nu vast zit.
9. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 9], brigadier van politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige, genummerd PL0950/09-337467, gedateerd 1 december 2009, dossierpagina 75, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ik ben een ex-vriendin van [verdachte]. Ik heb dit jaar 3 maanden een relatie met hem gehad. [Verdachte] reed regelmatig in een grote BMW personenauto.
10. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door M.A. Hoitink, vast gerechtelijk deskundige bij het NFI, dossierpagina 89-90, ondertekend op 20 november 2009, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte: [Verdachte].
Onderwerp: Opiumwet
Kenmerk: PL0950/09-337378
Onderzoek:
Kenmerk: Omschrijving Conclusie
AABN5568NL monster crèmekleurig brokje bevat cocaïne
AABN5569NL monster crèmekleurig brokje bevat cocaïne
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
11. Het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 11], brigadier van politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige, genummerd PL0950/09-337467, gedateerd 15 november 2009, dossierpagina's 47 en 48, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven:
lk heb op dit moment een Volkswagen Polo met het kenteken [AA-00-BB] op mijn naam staan. Ik ben op 6 november 2009 met deze auto naar mijn ouders in Veenendaal gegaan. Rond 16.00 uur nam [verdachte] de auto mee om nog iets te regelen voor de reparatie. Op dat moment was de auto helemaal leeg. Er lagen alleen nog autopapieren in.
12. Het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 12], hoofdagent van de politie Utrecht, district Heuvelrug, en [verbalisant 13], agent van politie Utrecht, district Heuvelrug, opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige, genummerd PL0950/09-337467, gedateerd 7 november 2009, dossierpagina 33, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik was op 6 november 2009 bij mijn ouders aan de [a-straat 1] te Veenendaal. Ik was daar om ongeveer 15.02 binnen en ben om ongeveer 16.00 uur vertrokken met de Volkswagen Polo van mijn zusje (kenteken [AA-00-BB])."
2.3. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover in cassatie van belang, voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van beide aan hem tenlastegelegde feiten en daartoe verweren aangevoerd - samengevat weergegeven -:
(...)
ten aanzien van feit 2:
Verdachte was er niet van op de hoogte dat er cocaïne in de door hem bestuurde auto lag en hij heeft deze drugs ook niet zelf in de auto gelegd. Er zijn sterke aanwijzingen dat een ander dan verdachte dat heeft gedaan, te weten [betrokkene 3], een neef van verdachte, die naar alle waarschijnlijkheid ook de valse telefonische melding ten aanzien van verdachte heeft gedaan op 6 november 2009. [Betrokkene 3] heeft bij zijn verklaringen tegenover de politie, en ook bij de rechter-commissaris, valse verklaringen afgelegd ten aanzien van de vraag wie de melding van 6 november 2009 bij de politie heeft gedaan. Ten onrechte heeft hij ontkend dat hij zelf de melder was. Gelet op de leugenachtigheid en onbetrouwbaarheid van [betrokkene 3] is het zeer aannemelijk dat hij het was die de drugs in de auto van verdachte heeft gelegd. [Betrokkene 3] had daarvoor ook een motief omdat verdachte hem in het verleden heeft ontslagen.
Het Hof overweegt als volgt.
(...)
Het hof volgt niet het verweer van verdachte dat er vanuit dient te worden gegaan dat een ander dan verdachte, en wel zijn neef [betrokkene 3], de etui met de wikkels met cocaïne in zijn auto heeft gelegd. Op grond van de jurisprudentie (HR NJ 1987, 493) geldt als hoofdregel dat er in beginsel van dient te worden uitgegaan dat degene die als enige inzittende over een auto beschikt ervan op de hoogte is welke voorwerpen zich daarin bevinden, tenzij sprake is van aanwijzingen voor het tegendeel. Daarvan is hier geen sprake.
In de eerste plaats heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd ten aanzien van de vraag of er kort voor zijn aanhouding ook nog andere personen in de auto hebben gereden die hij bestuurde (een groene Volkswagen Polo), voordat hij een bezoek aan zijn ouders aflegde aan de [a-straat 1] te Veenendaal. Voorts heeft de zus van verdachte (voor wie de Volkswagen Polo was bestemd) tijdens haar verhoor bij de politie op 15 november 2009 verklaard dat zij op 6 november 2009 met die auto naar de woning van haar ouders in Veenendaal is gegaan en dat haar broer die middag rond 16.00 uur met de Volkswagen Polo is weggereden en dat zij weet dat op het moment dat verdachte die auto meenam de auto helemaal leeg was en er alleen nog autopapieren in de auto lagen.
Verdachte heeft verklaard dat het slot van de auto kapot was en dat zijn neef [betrokkene 3] de drugs dus gemakkelijk in de Volkswagen Polo kon leggen, binnen het korte tijdsbestek dat hij in de woning van zijn ouders was en dat [betrokkene 3] een motief had om dat te doen. Het hof acht deze verklaring van verdachte ook tegen de hierboven genoemde achtergrond van mogelijke onbetrouwbaarheid van [betrokkene 3] en mogelijke bestaande grieven van [betrokkene 3] jegens verdachte in de persoonlijke of zakelijke sfeer, onvoldoende onderbouwd. Daarbij houdt het hof rekening met de omstandigheden dat de hoeveelheid cocaïne die in de auto werd aangetroffen aanzienlijk is geweest, dat de tijdspanne waarbinnen verdachte in de woning van zijn ouders is geweest (tussen ongeveer 15.00 en 16.00 uur) relatief kort is geweest en dat het etui waarin de wikkels met de cocaïne werd aangetroffen voor verdachte in het zicht lag, te weten rechts naast de handrem, in/op het middenconsole, zodat door [betrokkene 3], als hij de cocaïne daar had neergelegd, er niet op kon worden gerekend dat verdachte of een derde de aanwezigheid van het etui, niet terstond na het plaatsnemen in de auto zou hebben bemerkt."
3. Beoordeling van het eerste en het derde middel
3.1. Het eerste middel klaagt dat het Hof in strijd met art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van het door de verdediging naar voren gebrachte uitdrukkelijk onderbouwde standpunt inzake de rol van verdachte's neef [betrokkene 3] met betrekking tot feit 2, althans dat het Hof die afwijking ontoereikend heeft gemotiveerd. Het eerste middel klaagt voorts dat het Hof de stelling dat de in de bewezenverklaring sub 2 vermelde hoeveelheid cocaïne door [betrokkene 3] in de door verdachte bestuurde auto is gelegd, heeft verworpen zonder vast te stellen of de aan die stelling ten grondslag gelegde feiten aannemelijk zijn geworden, terwijl het Hof voorts op de verdachte de last heeft gelegd tot het aannemelijk maken van de door hem gestelde feiten. Het derde middel klaagt onder meer dat het Hof niet met voldoende mate van nauwkeurigheid de bewijsmiddelen heeft aangeduid waaraan het heeft ontleend dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van het gebruik van de auto.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt blijkens de daarvan in de toelichting op het middel gegeven samenvatting in dat het etui met cocaïne door [betrokkene 3] in de door de verdachte bestuurde auto is gelegd, dat hij daarna de politie heeft gebeld met de tip dat onder meer een etui met cocaïne in de auto lag en dat hij bij zijn verhoren bij de politie en de Rechter-Commissaris klaarblijkelijk heeft gelogen over zijn eigen rol.
3.3. Gelet op de hiervoor onder 2.3 weergegeven overwegingen van het Hof mist de klacht dat het Hof heeft verzuimd de redenen op te geven voor de afwijking van het standpunt van de verdediging, feitelijke grondslag. Die afwijking is toereikend gemotiveerd.
3.4. Blijkens deze overwegingen heeft het Hof zijn verwerping van de stelling dat niet de verdachte maar [betrokkene 3] het etui met de verdovende middelen in de auto heeft gelegd, doen steunen op zijn vaststelling dat de hoeveelheid cocaïne aanzienlijk was, dat de tijdspanne waarin [verdachte] gelegenheid zou hebben gehad om de cocaïne in de auto te leggen relatief kort was, en dat het etui voor de verdachte als bestuurder van de auto in het zicht lag.
3.5. Aldus heeft het Hof tot uitdrukking gebracht dat en waarom het het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk heeft geacht en dat hetgeen door de verdachte is aangevoerd ter onderbouwing van dat scenario onvoldoende was om tot een ander oordeel te leiden. Het eerste middel, dat kennelijk uitgaat van een andere lezing van 's Hofs overwegingen, mist dus ook in zoverre feitelijke grondslag.
3.6. Het derde middel berust op de opvatting dat het Hof de omstandigheid dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van de vraag of kort voor zijn aanhouding andere personen in de door hem bestuurde auto hebben gereden, redengevend heeft geacht voor de bewezenverklaring nu het deze omstandigheid ten grondslag heeft gelegd aan de verwerping van het alternatieve scenario.
3.7. Het Hof heeft hetgeen hiervoor onder 3.4 is weergegeven ten grondslag gelegd aan de verwerping van bedoeld bewijsverweer. Daartoe behoort niet de omstandigheid dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd. Het middel berust dus op een onjuiste lezing van het bestreden arrest en mist derhalve feitelijke grondslag.
3.8. De klachten falen.
4. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 5 maart 2013.