ECLI:NL:HR:2013:BZ3623

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11/01747
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting door onjuiste betekening van de oproeping

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een verdachte die niet ter terechtzitting aanwezig was, omdat de oproeping niet op het juiste adres was verzonden. De verdachte had in een verklaring, bedoeld in artikel 451a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, een ander adres opgegeven dan waar de oproeping na vergeefse aanbieding was betekend. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op het opgegeven adres was ingeschreven, maar concludeerde desondanks dat de oproeping rechtsgeldig was betekend. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet voldoende had onderzocht of de verdachte in de gelegenheid was gesteld om bij de zitting aanwezig te zijn. Dit verzuim leidde tot de nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting en de daaropvolgende uitspraak. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

12 maart 2013
Strafkamer
nr. S 11/01747
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 januari 2011, nummer 20/003172-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974.
1. Geding in cassatie
Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 3 - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.C. Oudijk, advocaat te Venlo, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1. Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet verschenen verdachte.
2.2.1. Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een verklaring van 24 juli 2009 als bedoeld in art. 451a, eerste lid, Sv inzake het door de verdachte ingestelde hoger beroep;
(ii) een aan het dubbel van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2011 gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die oproeping op 14 december 2010, na vergeefse aanbieding op het adres [a-straat 1] te Maastricht, is uitgereikt aan de waarnemend griffier van de Rechtbank en dat een afschrift van de oproeping is verzonden aan dat adres;
(iii) een aan het dubbel van de oproeping gehechte ID-staat SKDB (strafrechtsketendatabank) van 14 december 2010, inhoudende dat de verdachte vanaf 21 oktober 2009 is ingeschreven op het adres [a-straat 1] te Maastricht.
2.2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 7 januari 2011 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"De voorzitter doet de zaak tegen de na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte genaamd:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats], [a-straat 1].
is niet ter terechtzitting aanwezig.
De voorzitter deelt mede dat de oproeping van de verdachte in hoger beroep om vandaag ter terechtzitting te verschijnen tevergeefs op het adres aan de [a-straat 1] te Maastricht getracht is uit te reiken en uiteindelijk op 14 december 2010 aan de griffier van de rechtbank 's-Hertogenbosch is betekend. Per post is vervolgens een afschrift verzonden naar het GBA-adres. Bij de verklaring als bedoeld in artikel 451a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering d.d. 28 juli 2009 heeft de verdachte het adres "[b-straat 1]" opgegeven. Er is niet getracht de oproeping uit te reiken op dit adres.
De advocaat-generaal deelt desgevraagd als volgt mede.
Nu verdachte op de verklaring als bedoeld in artikel 451a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering een ander adres heeft opgegeven, had moeten worden getracht uit te reiken op dit adres. Naar mijn mening is er dan ook geen sprake van een geldige betekening en moet de oproeping in hoger beroep nietig worden verklaard.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor beraad.
Na hervatting deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede dat de oproeping in hoger beroep rechtsgeldig is betekend, aangezien verdachte d.d. 21 oktober 2009 - na het invullen van de verklaring als bedoeld in artikel 451a, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering - zijn GBA-adres heeft gewijzigd naar de [a-straat 1] te Maastricht. Voorts vraagt de voorzitter aan de advocaat-generaal of verdachte gedetineerd is.
De advocaat-generaal deelt desgevraagd mede hiervan niet op de hoogte te zijn.
De voorzitter onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting teneinde de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen te achterhalen of verdachte gedetineerd is.
Na hervatting van het onderzoek deelt de advocaat generaal als volgt mede.
Verdachte blijkt na onderzoek mijnerzijds heden niet gedetineerd te zijn en ik heb geen signalen ontvangen dat hij recent gedetineerd is geweest. Naar mijn mening is de oproeping derhalve op rechtsgeldige wijze geschied en kan er met de inhoudelijke behandeling worden voortgegaan. Ik vorder dat het hof verstek verleent tegen verdachte.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt, dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
2.3. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte bij de verklaring als bedoeld in art. 451a, eerste lid, Sv het adres "[b-straat 1]" heeft opgegeven. Dit adres kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.4. Uit de omstandigheid dat in het kader van de betekening van voormelde oproeping bekend is geworden dat de verdachte nadien op een (ander) GBA-adres bleek te zijn ingeschreven, kon het Hof niet zonder meer afleiden dat de verdachte het adres [b-straat 1] niet wenste te handhaven als adres waar hij een afschrift van de oproeping wenste te ontvangen.
2.5. Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de oproeping aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. HR 27 november 2012, LJN BX4736, NJ 2012/695).
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, het eerste en het derde middel geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen -;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en J. Wortel, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 12 maart 2013.